Een van de redenen om op reis naar Azië te gaan was het bezoeken van Myanmar. Omdat november een goede maand zou zijn om te gaan was het de planning om er dan te zijn, maar ja, net als het leven, gaat reizen ook zelden zoals gepland en werd  onze eerste vlucht gecanceld en daarna moesten we de nieuw geboekte vlucht zonder ons laten vertrekken vanwege Bart’s dengekoorts. Maar drie keer is scheepsrecht! Na 10 dagen verplichte rust aan het Thaise strand waren we weer ontzettend toe aan avontuur. Dus we boekten opnieuw een vlucht naar Myanmar en zowaar vertrokken we!

 

26 nov – Myanmar, een land vol tegenstellingen

Wanneer we de straat van ons guest house (een smal straatje tussen 34th en 35th street) in Yangon binnenkomen rijden is het alsof we een andere wereld betreden. Dit is niets als het toeristische stukje Thailand waar we vandaan komen. Op de hoek van de straat worden uit roze plastic manden geroosterde grote insecten verkocht (die het midden houden tussen grote kakkerlakken en sprinkhanen) en staan er mini-versies van plastic tuinmeubels waarop enkele Birmezen van hun avondeten genieten.

Ik stap uit de taxi en zie als eerste een oud, koloniaal pand van vijf verdiepingen, ooit mintgroen beschilderd maar ernstig aangetast door de tand des tijds. Het heeft de sfeer van een oud Engels gebouw met haar ronde metalen spijlbalkonnetjes en de versierde facade. Hoewel het nog steeds iets van haar grandeur heeft behouden is het pand totaal verpauperd. Achter ieder balkonnetje schuilt nu een heel huishouden, de gekleurde was wappert in de wind. Het gebouw is een stille getuige van het Engelse koloniale verleden.

Sinds 1948 is Myanmar (toen nog Birma) onafhankelijk. Na 50 jaar aan militair bewind kwam daar in 2011 een einde aan toen er voor het eerst sinds 1962 weer burgerlijk bestuur kwam en er langzaam hervormingen werden doorgevoerd zoals afschaffing van de staatscensuur (waarbij iedere kritiek op de junta of woorden als ‘gevaar’ te allen tijde vermeden moesten worden) er kwam persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. In 2015 won de NLD (National League for Democracy) van The Lady, Aung San Suu Kyi, de verkiezingen en kwam Myanmar s allereerste democratisch gekozen parlement bijeen. Sindsdien is er veel verandert in het land- internationale sancties zijn opgeheven, multinationals zijn binnengekomen en toeristen zijn welkom – met alle goede (toename aan politieke en sociale vrijheden) en slechte (nieuwe rijkdom is gecentreerd rond oude legerleiders en de vele landconflicten tussen boeren en bedrijven) van dien. Bovendien is recentelijk weer gebleken hoezeer het leger nog macht en haar eigen ideeën heeft in de kwestie van de islamitische minderheid (de Rohyngha) in het noordwesten van het land.

Ons guesthouse ligt op de 4e verdieping van een nieuwer pand dat recht tegenover het intrigerende groene pand staat. Als ik op de 7e verdieping naar buiten kijk zie ik de bewoners tegenover me hun dagelijkse dingen doen; een wasje op het balkon, wat eten bereiden achter het raam. Het lijkt alsof de tijd hier heeft stilgestaan. Maar schijn bedriegt, het groene pand is ouder dan de rest van de gebouwen in de straat. Op de onderste lagen zijn winkeltjes gehuisvest met moderne borden en reclame voor smartphones en wasmachines. Op straat wandelen mannen en vrouwen in traditionele longyi’s; de lange wikkelrokken en op slippers, maar dan wel met een smart phone in de hand. Veel mannen hebben rode monden en aangetaste tanden van de betel (stukjes noot en kruiden in een blad dat rood wordt als je er op kauwt en je een lichte roes geeft), vrouwen en meisjes hebben hun gezicht ingesmeerd met de gele thanaka (een pasta gemaakt van boomschors dat de huid beschermd tegen de zon, verfrist en mooi houdt) maar dragen tegelijkertijd moderne kleding en tassen.

Hierdoor is er op straat een intrigerende mix ontstaan van oud en modern, van afgeragd en netjes, van westers en oosters. Soms voelt Yangon als een moderne Aziatische stad, soms als een klein dorpje in India en dat wisselt elkaar binnen een straat af. Tegenstellingen gaan hier gemoedelijk samen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. We leren al snel dat het juist die tegenstellingen zijn die zo kenmerkend zijn voor Myanmar: het is een bijzondere en unieke mix van traditioneel en modern.

 

 

 

Religie speelt hier overduidelijk een grote rol. De grote gouden pagode van Yangon torent boven de stad uit. Bij ons avondbezoek aan de tempel blijkt het een enorm complex te zijn dat twinkelt en straalt in de avondzon. We zijn totaal overweldigd door de grootsheid en goudheid ervan en van de hoeveelheid Birmezen die er samenkomen om even te zitten, te bidden of offers brengen. Hele families komen met oma in de rolstoel op een pelgrimstocht, jonge meiden en jongens wandelen druk babbelend rond en voor ons zitten middelbare dames met hun boodschappen bij te kletsen- het is een komen en gaan van mensen. We kijken onze ogen uit en gaan rustig zitten om het spektakel te bekijken.

De volgende dag gaan we ons nieuwste plan regelen; fietsen door Myanmar. Zonder al te veel planning of enige vorm van training- (je zou zelfs kunnen beredeneren dat denge hebben een anti-voorbereiding is) en dus zoals dat meestal gaat bij ons gaan we iets gewoon doen, omdat het ons zo leuk lijkt. We gaan op weg naar de winkel die als het goed is, twee geschikte fietsen heeft staan. Ik verwacht er niet te veel van- maar het blijkt boven verwachting om twee Duitse trekfietsen te gaan van perfecte hoogte voor ons beiden. Ze worden nog een keer nagekeken, bijgesteld en getest en Voor 1200 dollar kopen we de fietsen en een assorti aan spullen: helmen, bidon houders, waterdichte tassen, etc etc- en totaal uitgerust fietsen we door het zotte Yangon terug naar ons guesthouse- helaas gehuisd op 4 hoog- en zonder lift. We sjorren de fietsen en alle zut de trappen op en vallen uitgeput op bed om. Het avontuur gaat beginnen!

 

28 nov – Met de vertrouwde trein

We zijn weer in de trein! Zittend op de hardste treinbankjes ooit maar we zijn we op weg met fietsen en al! Het eerste stuk doen we op aanraden van Jeff, die ons de fietsen verkocht, met de trein omdat de weg te groot is. We dachten al dat Myanmar weer avontuur zou brengen en gelijk hadden we; kaartjes voor ons en de fietsen voor de trein kopen was een avontuur an sich. Maar t is gelukt! We zijn een dame van de toeristinfo (die overigens twee woorden Engels spreekt), 5 loketten, een zeer behulpzame politieagent, een bereidwillige stations-chef en drie vriendelijke bagagemannen verder, maar zowaar staan de fietsen netjes in de achterste wagon. De boemeltrein naar Pyay (spreek uit als Pi) doet er 8 uur over om 250 km af te leggen- dat is andere koek dan de bullet train in China. Maar het geeft ons wel de kans om het rurale Myanmar te zien en dat is heel bijzonder! Iedere keer als de trein even stopt wandelen mensen binnen met allerlei koopwaar. Ook langs de buitenkant van de trein komt er iemand lans met zakjes mandarijnen of vers gebakken banaan. Ook al begonnen we onze reis met een van de beroemdste treinreizen ooit- deze trip is zo mooi! Er is vreselijk veel te zien en omdat we langzaam gaan maak je het allemaal mee. Inclusief een prachtige zonsondergang.

In t pikkedonker komen we 8 uur later aan in Pyay en laden we de fietsen uit. Alles is nog blits. Het perron komt uit op een zandweg en meteen is het fijn om stevige fietsen te hebben. We checken in bij ons motel- wat in een buurt zit met enkele andere motels met dubieuze namen als ‘First Love’- we weten genoeg als we een bakje met condooms zien liggen en besluiten in onze eigen slaapzak te gaan slapen…

 

29 nov Dag 1. Op de fiets 

Ja, we zijn onderweg! Vanuit ons wat dubieuse hotel zijn we begonnen aan de eerste dag fietsen. Het is druk om Pyay uit te komen maar al snel wordt t rustiger. Wat is t mooi. De wegen zijn best goed en we gaan als een speer. Ik moet even wennen aan het verkeer van vrachtwagens, brommers en ossenkarren, maar so far so good. Onderweg is er van alles te zien, kleine dorpjes met zwaaiende kinderen en mensen langs de weg die collecteren voor de dorpstempel en breed lachen als we al fietsend wat geld in hun mooie metalen bakjes doen- mounted funding!

Rond een uur of een houden we in de schaduw pauze. De zon is fel en staat nu hoog aan de hemel. Er komt een monnik op ons afgelopen die een woordje Engels spreekt; ‘kijk dit is mijn dorp’, zegt hij wijzend naar een gouden pagode in de verte. Willen jullie konen kijken? Jullie zijn welkom! Nou ja, natuurlijk! Dus we volgen de monnik en zijn brommerchauffeur over een klein stoffig zandpad. Het leidt ons naar een dorpje van 400 mensen en 1 klooster met 4 monniken en 4 gouden tempels. We gaan 2000 jaar terug in de tijd- het prehistorisch dorp is er niets bij. Hier en daar staat een brommer, en onze monnik heeft een smartphone, maar verder woont iedereen in houten huisjes op palen waar ossen of varkens onder staan te eten uit grote uitgeholde boomstammen. Er staan houten karren met grote wagenwielen volgeladen vol rijst te wachten. De mensen lopen in sarong over de zandpaadjes en kijken ons zeer verbaasd aan- zeker als we ‘mingabala’ (hallo) roepen en zwaaien.

 

 

 

We worden warm welkom geheten in de grote Monastry die bestaat uit een stenen houten gebouw met twee grote zalen, beschilderd met het verhaal van Boeddha en Hindu geschiedenis. In een gebouw ernaast staat een grote zittende Boeddha en in de omgeving zijn we drie gouden pagodes gebouwd. We krijgen een uitgebreide rondleiding in het dorp en klimmen de berg op naar een van de gouden pagodas. Naast het pad en de trap zijn 500 araths (discipels) opgesteld, allemaal hebben ze hun stoïcijnse blik gericht in de verte. We wandelen op blote voeten rond de pagode, buigend bij iedere Boeddha die is opgesteld. We weten inmiddels hoe belangrijk het is om hier de regels zeer goed in acht te nemen, we willen geen 10 jaar gevangenis riskeren door vergeten je slippers uit te doen…

 

 

Tijdens de rondleiding laat de monnik ons niet alleen van alles zien, hij laat ook ons zien aan het dorp. We stoppen en drinken iets op verschillende plekken in t dorp, waar vrolijke mannen zonder tanden en dames in sarong ons aankijken en toelachen. We drinken thee en eten tea-leaf salad met pinda’s. Nederland voelt hier extreem ver weg.

Terug in het klooster wacht ons thee en allerlei lekkers; veel te veel! Er blijkt een heel fun-packed programma te zijn; iedereen die eten komt brengen voor de monniken wil ons bekijken en mee op de foto, we knuffelen met de tempelpoezen, krijgen een groots avondmaal (we eten alleen aan een tafeltje in de grote zaal) en zien hoe alle monniken en de mannen die hier werken ‘s avonds voetbal (Groningen – Feyenoord – hoe bizar!) en dames-worstelen kijken op tv. Ondertussen zitten Bart en ik in een hoekje met de poezen helemaal uitgeput een dharma-boek (over de boeddhistische leer) te lezen op de iPad van de monnik. Het is een surreële mix&match van oud&nieuw, modern en traditioneel, materialistisch en spiritueel. Terwijl de discolampjes rond de tempel van Boeddha nog branden en de mannen nog vrolijk kletsen- vallen wij in slaap op ons make-shift bedje in een hoekje van de kloosterzaal. Wat een dag!

 

30 nov, Dag 2 op de fiets

We starten met een mega monnikenontbijt dat heel lief is maar zo veel is dat we bijna niet meer kunnen bewegen. Na een uitgebreid afscheid zeggen we het klooster gedag en gaan we weer op pad. We komen als eerste in de dorpse ochtendspits terecht waar we commotie veroorzaken onder de schoolkinderen en iedereen die op weg naar werk is. De mensen zijn zo enthousiast onderweg dat we oordopjes in doen vanwege al het enthousiaste getoeter.

Myanmar is een soort gezellige combi van India en Thailand. Het is minder ontwikkeld en daardoor viezer maar ook aandoenlijker en authentieker dan Thailand en een stuk minder druk, vies en chaotisch dan veel plekken in India. Ook de mensen zijn een mix; soms meer Indiaas, soms meer ver-Aziatisch en zouden chinees, Vietnamees of Thais kunnen zijn. Het land is de laatste jaren sterk veranderd en in veel delen van het land is de traditionele maatschappij getransformeerd sinds het land zich (grotendeels) open heeft gesteld voor toeristen, zo’n vijf jaar geleden. De veranderingen die de moderne tijd met zich mee heeft gebracht gaan snel, maar tegelijkertijd zien we al fietsend nog steeds veel van het ‘oude’ Myanmar.

Eigenlijk is het alsof een traditionele, religieuze (Boeddhistische) maatschappij een sprong van 100 jaar heeft gemaakt en met een klap in de 21e eeuw is beland. Als we door het land fietsen doet de mix van traditioneel en modern haast surreëel aan. We zien monniken op moderne scooters en bellend met hun i-Phone. We zien de traditionele houten huizen op palen met ossen en varkens eronder, die sinds eeuwen niet meer veranderd zijn, samengaan met moderne tv’s en een schotelantennes. In het stof naast de weg staat een plastic tuinstoeltje met een zonnepaneel erop zodat men vanavond zonder aan het elektrische netwerk verbonden te zijn toch licht heeft en de telefoons kan opladen. We zien grote SUV’s ossenkarren inhalen op de wegen. We passeren plaggenhutten waarin hele gezinnen leven zonder stromend water en slapen vervolgens zelf in een ruime, schone kamer met airconditioning en een warme douche. Als we de heuvel afkijken van ons guesthouse in het dorp zien we een dorpje met houten huizen en gouden pagodes waar een mix van keiharde traditionele en moderne muziek uit komt schallen, afgewisseld met een dharma les van een rondreizende belangrijke monnik. Het is een wonderlijke ervaring om in Myanmar te vertoeven.

Niet alleen het straatbeeld en de mensen doen me soms denken aan India. Ook de keuken is een mix tussen Indiase lekkernijen zoals curry met aardappel of pompoen en de rijst pilav met rozijnen, Chinese groentegerechten met een dik sausje en witte rijst, en de unieke Birmeze tea-leaf salad en gefrituurde goedjes. Ze eten zelf vaak met de rechterhand, maar wij krijgen altijd bestek of stokjes aangereikt. Een bakje geroosterde pinda’s is de standaard als ook een flinke kan Chinese thee- iets waar ik erg blij van word. Met de zin thet thet lo weten we ons vooralsnog heel goed te redden!

De mensen in m zijn extreem vriendelijk en waar ze maar kunnen proberen ze ons te helpen. Hulp zonder directe beloning zit cultureel ingebakken en noemt men cetana ofwel ‘goede bedoeling’. Bovendien is de meerderheid (89%) van de bevolking theravada Boeddhistisch en kan men ‘merit’ ofwel religieuze verdienste verdienen met goede daden om zo het eigen karma positief te beïnvloeden. Dit verklaart waarom Myanmar een van de veiligste landen van Azië is (als je tenminste geen Rohynga bent) en er is nauwelijks criminaliteit. Het verkrijgen van merit kan hier op allerlei manieren, door te offeren, eten of spullen aan monniken te schenken, een eigen pagode te starten (dat verklaart de vele gouden pagodes hier in het dorpje!) of door gewone goede daden. Liften is hier zelfs met fietsen niet moeilijk! Mensen denken mee en helpen waar ze maar kunnen. Als we dit nu toch eens hadden in Nederland en elkaar meer zouden helpen…

Het landschap verandert ondertussen; het wordt droger maar vooral veel heuvelachtiger. Voor we het weten fietsen we alleen nog heuvels op en af en dat is heel erg zwaar. Net voor de lunch storten we beiden bijna in van ellende maar bereiken de plek toch. We vragen ons af of dit toch wel zon goed idee is…

Na een welverdiende middagrust en lunch met tea-leaf salad, rijst, witte knollen en een soort ingemaakt gras voel ik me iets beter. Toch, de resterende 43 km (van in totaal 106) voelt extreem daunting. We gaan t in ieder geval proberen. De heuvels op is zo slopend dat ik na 10 km echt niet meer kan. We zetten de fietsen aan de kant en gaan liften, met fiets en al. Dat klinkt ingewikkeld, maar dit is Birma en dus stopt t eerste vrachtwagentje al, maar hij heeft zoveel metaal mee dat het niet gaat.

 

 

 

Bij de tweede is het raak! Er is geen plek voor de fietsen achterin, daar zitten 3 dames met bagage, maar wel op t dak! Bart kruipt erop en bindt de fietsen goed vast, ik laadt de bagage vast achterin. Terwijl we op een zak rijst zitten hobbelen we zo 35 km mee, gezellig kletsend met de dames want wonder boven wonder spreken ze als technici een beetje Engels!

 

 

Het laatste stukje naar het hotel fietsen we en dat gaat als een speer want het is weer vlak. Met ruim 80 km op de teller komen we – gesloopt maar blij- aan in het hotel. Zelfs voor zitten aan tafel hebben we geen energie meer dus we eten onze noedels op bed en vallen erna in een diepe slaap.

 

1 dec, Dag 3 op de fiets

Van tangiwangy naar Magway

We vertrekken ietsje later dan gepland. Ons ontbijtje van rijst met allerlei gefrituurde dingetjes, valt bij ons beiden niet al te best. Geen ideale voorbereiding op de nieuwe tocht van 86 km, maar we gaan vol goede moed weer op pad. Het eerste stukje door het dorpje is druk; we zitten midden in de ochtendspit die veel weg heeft van die in Utrecht; jongeren op de fiets naar school en mensen die op weg naar werk zijn. Het enige verschil is dat er ook ossenkarren naast de weg rijden; politie-klaar overs kinderen laten oversteken en er een wil war op de weg is van bemobusjes, brommers, fietsers en auto’s.

Het is hier het koude seizoen; wat inhoudt dat het overdag vrolijk 30 graden is, maar het ‘s ochtends nog prettig koel is. Voor de Birmezen overigens koel genoeg om zich in sjaals en warme mutsen te hullen, terwijl wij al vrolijk in onze fietspakjes zitten en genieten van de frisse (qua temperatuur) lucht. helaas is de ochtend ook het moment om je plastic afval te verbranden langs de weg en dus banen we ons een weg – al pogend daarbij niet te ademen- door vieze donkere rookwolken.

 

 

Gelukkig wordt de weg buiten het stadje al snel rustiger. De weg wordt daarmee ook beter begaanbaar en egaler. Het landschap verandert langzaam en wordt weer droger, de bomen hebben plaatsgemaakt voor droge struiken. Hele stukken fietsen we in de felle zon en helaas zijn de heuvels toch teruggekomen. Ik voel de dag van gisteren nog in mijn benen en vraag me af hoe we ooit in het volgende hotel aan gaan komen. We zullen wel moeten doorgaan want tussen hier en daar zit niets waar we kunnen slapen….

Maar er is afleiding; we komen langs een opgravingssite en museum wat ons wat welkome afleiding en wandeltijd biedt. Fijn om even van de fiets te zijn! Met nieuwe energie stappen we weer op de fiets. Fietsen is net als bergbeklimmen; soms gaat het vreselijk en soms gaat het even weer heel lekker. Er zijn momenten bij dat ik niet weet hoe ik de heuvel op kom, en dan ben ik er toch ineens en kan ik al dalend even bijkomen. Ook fietsen is als het opeten van een olifant; beetje bij beetje.

Halverwege stoppen we bij een klein tentje in het niets. De dame des huis serveert geen eten maar ze hebben er wafelrepen en mierzoete lycheedrank. Alles is op dit punt welkom. Bovendien geeft het ons een inkijkje in het gewone leven hier waar familieleden rustig hun ding doen. Voor het hutje zit een man groene planten in stukken te hakken met een groot kapmes, terwijl een aanhankelijke kip (met gevaar voor eigen leven) hem steeds komt vervelen. Ondertussen knuffelen wij de kleine pup die al kwispelend rondwandelt en giechelen de meisjes achter ons vast om onze vreemde verschijning hier op het Birmese platteland.

Als iets ons opvalt hier is het de vriendelijkheid van de mensen – die is echt ongekend. We worden zo vrolijk begroet en ontvangen overal; ongelooflijk! Als we stoppen voor welverdiende lunch doet het zinnetje ‘Thet Thet Lo’ weer wonderen; er wordt ons een hele rijsttafel voorgezet met heerlijke hete pompoen, tea-leaf salad, een kool-tomaatsalade, rijst en een groentesoep (die helaas wel erg naar vis smaakt). Gratis erbij krijg je warme kruidenthee en geroosterde pinda’s. Het kan niet op! Voor dat alles betalen we 2000 kyat – het equivalent van nog geen 2 euro…..

Weer op de fiets zien we kleine tentenkampjes langs de weg. Het zijn in de grond gestoken stokken met zijl erover. Er leven hele gezinnen in. Nu leven de mensen hier erg simpel; in traditionele houten huizen of soms in stenen huizen in het dorp, en soms in plaggenhutten op het platteland. Maar deze tentenkampjes doen eerder denken aan vluchtelingenkampen of de tijdelijke onderkomens van seizoensarbeiders. Het is echt armoediger dan menig sloppenwijkje en gebouwd strak langs de kant van de weg. We hebben geen idee wat hier speelt.

Het doet mijn gedachten afdwalen naar het noord-westen van dit prachtige land. Hier in de rust van het centrum van Myanmar, de gemoedelijkheid van het leven en de uitzonderlijke vriendelijkheid van de mensen is het niet, maar dan ook echt niet voor te stellen dat er een hele bevolkingsgroep (de moslim Moryngha) systematisch het land uit wordt gejaagd en bedreigd wordt met de dood en zelfs in grote mate al is gedood. Dorpen zijn in brandgestoken en duizenden, duizenden mensen zijn gevlucht naar het zelf al worstelende Bangladesh. Het is in feite een humanitaire ramp te noemen, maar wel een die in het Nederlandse nieuws alweer naar de achtergrond is verdwenen. De paradox van een bijna totale boeddhistische bevolking en cultuur en de geweldloosheid die de dharma predikt, in combinatie met een moordend leger dat gewoon zijn gang gaat (en bovendien 50 jaar voor repressie, censuur en geweld heeft gezorgd) – laat me niet meer los. De ellende op enkele honderden kms afstand is simpelweg niet te rijmen met de ervaring die we hier hebben. Hoe kunnen mensen in een land waar de boeddhistische leer zo’n gemeengoed is, waar overal boeddha beelden staan en men dagelijks gouden pagodes bezoekt – overgaan op zulk grootscheeps geweld? Het enige dat ik kan bedenken is dat het land hoe dan ook nog steeds wordt geregeerd door een militaire junta met haar eigen ideeën over wat een goed leven leiden is en de gewone mens in de rest van het land wellicht geen idee heeft van wat er elders gebeurd. Zelfs in een zeer ontwikkeld land als China houden ze graag hun eigen bevolking van de domme…

Al nadenkend over dit land en haar mensen gaat de dag al fietsend voorbij en fietsen we na 86 km zowaar Magway binnen. Het hotel is heel des Myanmarees; de kamer is wat je in Nederland afthans zou noemen, met een vloer waar je niet op wil staan, felgroene muren en een badkamer die je liever zou ontwijken. Gek genoeg is slapen hier dan weer relatief duur; we betalen 32 dollar voor een nacht. Maar we mogen niet klagen; het bed is schoon en we hebben airco en warm water in de douche. Die muren en vloer zie ik niet als ik instort op bed nadat we een Birmese pizza hebben gegeten in een bizar hippe tent voor dit kleine plekje.

 

 

2 dec, Dag 4 op de fiets

Van Magway naar Yenangyaung

Een rustig dagje zou t worden; 50 km op de planning en opnieuw een stralende dag. Maar t loopt allemaal net iets minder soepel. Het eerste half uur weigert mijn rechterbeen, het heeft er geen zin in. Bovendien lijkt de weg wel stroperig te zijn en voelt het alsof ik niet vooruitkom. Bart heeft tegelijkertijd hetzelfde gevoel. We stoppen, controleren de banden en komen tot de conclusie dat we die hadden moeten oppompen. Beginnersfout; natuurlijk moet je iedere dag bijpompen op dit terrein! Dat is niet meer dan logisch!

Even buiten Magway rijden we een politiefuik binnen. De brommer voor ons besluit om te draaien. Politiemannen controleren papieren en houden bijna iedereen aan. Ons niet- wij kunnen rustig doorpeddelen. Net na de fuik heeft zich een enorme ‘file’ langs de weg gevormd. Er staan volgeladen busjes, en kleine vrachtwagentjes volgestapeld met spullen en mensen langs de kant. Ze wachten niet op hun beurt in de fuik- ze wachten tot de fuik weggaat. Kms lang staat er verkeer opgesteld, terwijl mensen er maar het beste van maken en gestoomde broodjes kopen van een slimme verkoper met zijn brommerkraampje.

We zijn bijna halverwege als we een enorme afdaling induiken richting de rivier- even gaan we vliegensvlug en moeten we zelfs bij remmen om t veilig te houden. De lange brug gaat echter geen rivier over maar een brede gele woestijn; het is hier compleet drooggevallen!

Aan de andere zijde moeten we – helaas helaas – helemaal terug omhoog – de steilste klim so far en alle versnellingen zijn nodig. Maar we komen boven! We rusten even uit langs de kant van de weg in de schaduw van een boom en in het ruige gras. Zelfs als alleen onze fietsen te zien zijn wordt er door het langskomende verkeer druk getoeterd. We blijven een vreemd gezicht.

 

 

Net voor we de bestemming bereiken werken we nog wat pittige heuvels weg. Gutsend van het zweet en redelijk afgedraaid bereiken we de prachtige plek! Ons guesthouse dat ‘gentle breeze’ heet, is duidelijk gebouwd door en voor westerlingen; het ligt op een heuvel en heeft een prachtig uitzicht en en sfeervolle tuin met zitjes aan de rand van de heuvel. Wat een verademing om zon prettige plek te bereiken na het fietsen.

We betrekken onze mooie kamer en we verheugen ons al op een middag luieren naast t zwembad. Dan besluit de pagode van het onderliggende dorp de speakers aan te zetten en komt er kei en keihard urenlang ‘muziek’ uitzetten die veel weggeef van de Chinese opera die we bezocht hebben (en ontvlucht zijn). Het is niet te harden en ook oordopjes baten niet- we moeten onze toevlucht zoeken aan de andere kant van het terrein. Daar waar ook een pagode schalt maar tenminste met iets minder penetrerende schelle klanken. We kijken elkaar beteuterd aan – daar gaat onze rust… na een paar uur geprobeerd te hebben het bizar harde en nare geluid te blokken, snappen we de Nederlander die nu voor 3 maanden vastzit in de Myanmarese gevangenis steeds beter en hebben het zelfs ernstig met hem te doen. Eerder hadden we zijn verhaal afgedaan als een geval van eigen schuld- dikke bult. ja, hoe dom kan je zijn om een tempel binnen te gaan en de stekker van een speaker eruit te trekken! Je snapt toch ook wel dat de muziek bij hun religie hoort en dat je daar respect voor moet hebben?! Maar nu- nu we niet meer weten wat we met onszelf aan moeten van ellende – zijn we beide in staat tot hetzelfde… – wat zo horen we later – to do a ‘Dutchie’ wordt genoemd.

Eindelijk, om 6 uur keert de rust terug. We eten met de andere mensen hier (die ook erg geleden hebben) en kletsen over reizen. We krijgen een andere kamer en kunnen zo net nog even langer slapen – soort van – als om 4 uur s ochtends het hele feest opnieuw begint. Welkom in Myanmar!

 

4 dec, Dag 6 op de fiets

Yenangyaung naar Bagan.

Na een welverdiende dag rust, zwemmen en boekjes lezen in de zon, vertrekken we weer vroeg. De maan is nog zichtbaar boven de mistige heuvels. Met uitgeruste benen beginnen we aan de langste tocht so far, we hebben 105 km voor de boeg…. Maar hebben al besloten dat we fietsen tot het niet meer gaat, en daarna liften we verder. Als we het dorpje Yenangyaung. Even later stuiten we al snel op een wegversperring. De omleiding leidt ons door een stoffig straatje dat recht omhoog gaat, wat een begin- mijn benen schreeuwen dat ze hier nog helemaal niet aan toe zijn. Het is dankzij een groepje dames in hun mooie rokken die me klappend aanmoedigen dat ik toch bovenkom; soms is het fietsen hier echt net de tour de France. Zonder de lieve mensen langs de weg zou het allemaal zo veel zwaarder zijn!

We rijden de stad uit en komen op een lang vlak stuk rechtdoor, althans dat denk ik. Ik heb het gevoel dat mijn benen niet willen, mijn achterband zacht s of er iets ernstigs vastloopt- ik kom niet vooruit! We checken mijn fiets maar alles is in orde. Het moet toch echt aan mezelf liggen… ik stap weer op en mopper dat het zondaar is dat we naar beneden gaan en het toch zo zwaar is. Maar we gaan al de hele tijd omhoog hoor zegt Bart verbaasd- kijk maar achter je! Verdomd het is waar! Ik ben zo aan het afzien omdat we heel langzaam OMHOOG FIEFSEN!

Toch, het valse plat is dodelijk vermoeiend en ik voer een verbeten strijd met mezelf. Uit eerdere ervaringen met roeien wielrennen en hardlopen weet ik dat het succes van fysieke inspanning voor een deel mentaal bepaald is; ik zit mezelf vreselijk in de weg. Ik ben woest omdat het me niet goed afgaat en ik Bart al tijden ben verloren. Ik baal dat ik dit niet gewoon kan, want eerder kon ik dingen altijd – het kostte misschien moeite maar het lukte wel. En nu ben ik bang dat ik ons mooie plan moet opgeven om de simpele reden dat het niet meer gaat.

Deze toch is confronterende dan ik dacht; Ik realiseer me voor het eerst dat nu ik 36,5 ben dingen misschien niet meer zo gemakkelijk gaan als toen ik 28 was noch zoals ik het zou willen. Hoewel Ik mezelf als best wel fit zie normaliter, hebben we naast veel wandelen en een berg beklimmen nu niet echt veel fysiek inspannends gedaan de laatste maanden dat we op reis waren. Onze training voor deze exercitie is in feite nul komma nul. We zijn met bijna dagelijkse diarree misschien ook niet echt topfit te noemen. En, we zijn nu niet bepaald onder makkelijke omstandigheden aan het fietsen; 30 graden, medium wegen met soms gaten, zand, langs zoevend verkeer en allerlei vreemde prikkels onderweg. Oftewel, er zijn genoeg redenen te bedenken waarom het allemaal niet wil en waarom dit zwaar is.

En toch. Toch vind ik dat ik het moet kunnen als Bart het kan. Zelden merken we iets van ons leeftijdsverschil, maar hier moet ik toegeven dat het toch anders is en ik moet fysiek inboeten aan kracht. Bovendien is mijn hoofd niet in een goede staat te krijgen. Na 22 km lopen de tranen over mijn wangen. Ik heb geen idee hoe ik ooit op de fiets in Bagan moet komen en nog 85 km extra moet overleven. Ik stel me scenario’s voor waarbij ik mijn fiets inruil voor een E-fiets of dat ik maar gewoon verder ga liften. Want dit ga ik fietsend nooit redden.

We stoppen, Bart knuffelt me en we maken een nieuw plan. Ik moet een behapbaar doel hebben dat geen 85 km is want dat vind ik niet te overzien en jaagt me alleen maar angst aan. Bovendien moet het echt ok zij dat we verder liften in plaats van fietsen in het geval dat het echt niet meer gaat. Het is niet genoeg als ik dat vind, blijkbaar moet Bart dat ook echt vinden, voor ik er genoegen mee neem. Met de druk eraf en mijn hart gelucht stap ik weer op mijn fiets.

 

 

Er gebeurt iets vreemds; het lukt me nu wel om me op alleen maar dit moment te richten en wetende dat ik over 15 km weer mag stoppen is geruststellend. Ik heb een doel waarvan ik weet dat ik het kan halen en dat geeft moed. Bovendien hebben we geen haast dus rustig aan kan en mag ook. Ik stop bovendien met mezelf te bevechten en uit te maken voor van alles en nog wat en met een arsenaal aan positieve mantra’s kan ik mezelf gaande houden. “Fietsen is beter dan niet fietsen, als t rolt rolt t, ik hoef alleen maar hier te zijn”. Gaat t nu ok? Dan is dat alles wat ik hoef te weten. Als deze meter lukt, lukt ook de volgende en zo rolt het wegdek meter voor meter, km voor km onder me door. We halen subdoel no1, rusten uit en zetten subdoel 2. Etc.Etc. En zo- alsof we een enorme olifant opeten zijn we ineens op 75 km en is het einddoel ineens behapbaar geworden.

Als we in het stadje Chouk even uitrusten komt een dame met een platte mand op haar hoofd naar ons toe, knielt en tilt een mand vol Kleine witte kussentjes eraf. J, natuurlijk willen we die proberen! We eten de lekkerste gestoomde rijstmeel Poffertjes met suiker en gebakken uitjes. Dat geeft de burger weer moed! Een brommer passeert en de bereider vraagt ons in het Engels waar we heen gaan: Bagan zeggen we in koor. Oh dat is niet ver, zegt hij. En, na 400 meter is het vlak tot aan Bagan. Ah maar dat kan ik nog wel, denk ik daarbij.

We stappen op de fiets en vol goede moed beginne we aan het laatste stuk. Het nieuwe subdoel is 15 km verderop. Daar aangekomen realiseren we ons dat vlak een zeer relatief begrip is en dat als je niet fietst wegen al snel vlak lijken maar het niet per se ook zijn! De hele weg hebben we nog heuvels te beklimmen en flinke ook!. Hoe dan ook, we komen op 15 km van Bagan en nu is liften geen optie meer. Nu gaan we het hele stuk fietsen ook!

Zowaar, om half 6 ‘s avonds, na 10 uur onderweg te zijn geweest waarvan 6 uur op de fiets gezeten te hebben, worden we door de prachtige tempels van Bagan verwelkomd. We hebben ons doel bereikt! De rosé bakstenen kleuren nog feller in het licht van de ondergaande zon. Precies als het donker wordt zitten wij met onze beetjes omhoog voor onze hotelkamer die het midden houdt tussen jaren 50 en uber-koloniaal. We Zijn zo trots als iets dat we geheel op eigen kracht 105 km aan vals plat en heuvels hebben overwonnen. Ik had dat nooit meer verwacht! Als beloning mogen we rust nemen in Bagan en het prachtige dorpje en haar vele, vele tempels en stupa’s verkennen op een e-bike: hoezee!