Reizen is net als het gewone leven. Het bestaat uit (veel) hoogtepunten en (helaas ook enkele) dieptepunten. Nu was alles in de afgelopen maanden toch bijzonder goed verlopen en dus was het wachten op een wat minder feestelijke tijd. Zo geschiedde.

Negen jaar geleden zette ik voor het eerst voet op Vietnamese bodem. Ik was 27 en reisde met mijn toenmalige vriend van Zuid naar Noord Vietnam. Ik herinner me het vreselijke museum in Ho Chi Minh (HCM) waar ik van de napalmfoto’s dagen niet kon slapen, het kanaal met de lichtjes bij de huisjes van Hoi An en de rotsige eilandjes in de baai van Halong Bay waar we tussendoor kanoden. Maar ik herinner me vooral de heerlijke verse loempiaatjes die ik er overal kon eten. Toen Bart me zei dat hij op onze Azië-trip ook graag Vietnam wilde verkennen vond ik dat een goed idee; er zijn veel mooie plekken die ik opnieuw zou willen bezoeken en hele stukken had ik zelf ook nog niet gezien. Zoals het eiland Phu Quoc, dat vreemd genoeg, voor de kust van Cambodja ligt.

 

 

Vanuit Padang, Indonesië reisden we gedurende een dag richting Ho Chi Minh, het vroegere Saigon. In mijn herinneringen was het een gewone Aziatische stad met de bijbehorende drukte, maar dan zonder de hoogbouw. De drukte waar we onszelf in aantroffen, al rijdende van het vliegveld naar de Air BnB in hartje HCM, sloeg echter alles. Het verkeer in HCM is uniek in dat het compleet is overgenomen door duizenden en duizenden brommers – en dan niet van de elektrische soort zoals in Peking, maar van de gewone brommende soort. Het is een wespennest van zigzaggende, brommende en toeterende brommers. Oversteken doe je hier dan ook niet bij een zebrapad of een stoplicht want het maakt niet uit: overal waar je het poogt te doen rijdt men toch wel door en dus moet je gewoon gaan lopen en ze om je heen laten rijden. Het werkt best aardig als je het eenmaal gewend bent en een voordeel van de drukte is dat het allemaal niet zo hard gaat.

Misschien komt het omdat ik ouder geworden ben, misschien is het gewoon veel drukker geworden, wellicht is het beide, maar ik vond HCM behoorlijk overweldigend en vermoeiend om in rond te wandelen. En toch. Toch was ik vergeten hoe vreselijk fotogeniek Vietnam is, zelfs in de stad! Bovendien zijn er kleine eilandjes in alle stadse drukte waar je jezelf weer even kan horen denken.

 

 

 

Onze redding kwam in de vorm van de leukste kleine en authentieke koffietentjes ooit, die het met hun koffie gemakkelijk zouden winnen van de hipster koffietenten in Amsterdam met hun krijtbord muren en cactussen. In Vietnam weet men wat goede koffie is! Iedereen die me kent weet dat ik eigenlijk nooit koffie drink, maar in Vietnam maak ik graag uitzonderingen op die regel. Wat een feest! In ons favoriete en minuscuul kleine koffietentje startten we de dag en zat ik met mijn koffietje in de hand me te vergapen aan de leuke frutsels die ze hadden uitgestald terwijl Bart met twee katten op schoot net zo hard zat te spinnen als zij. Geen beter begin van een dag in Saigon.

 

Phu Quoc

Na een paar dagen HCM zeiden we de mooiste Air BnB van de reis weer gedag en vertrokken we – nou ja, poogden we te vertrekken naar Phu Quoc. Op het vliegveld bleek onze vlucht met VietJet 6 uur vertraagd te zijn. De maatschappij wordt hier niet voor niks ‘Delay Air’ genoemd, dat blijkt. Groot voordeel echter van HCM is dat het vliegveld zo goed als in de stad ligt en dat betekent dat er op loopafstand een grote shoppingmall is met…..een bioscoop! En zo zaten we vrolijk onze wachttijd te besteden in de bios aan een (raar maar waar) Engelse filmhuisfilm.

 

 

S ‘avonds laat, of eigenlijk ’s ochtends vroeg kwamen we dan eindelijk aan op bestemming; een klein jungle resortje op Phu Quoc met de veelbelovende naam Freedomland. Daar hadden we alles tot onze beschikking om enkele dagen extreem te relaxen: een bungalowtje met hemelbed en buitendouche, een zandstrand met palmbomen en verse kokosnoten met een rietje. Iedere late middag fietsten we naar het strand, zwommen we met zonsondergang, boekten we een massage en zaten we daarna te eten aan een tafeltje met onze voetjes in het zand. Beter kon het niet; we waren bijna gebleven!

Maar de rest van Vietnam wachtte en dus vlogen we naar Danang om het mooie stadje Hoi An te bezoeken. Ik herinner me het vooral als een heel pittoresk dorpje met oude huisjes, lampionnetjes en een kanaaltje. Wat ik me echter niet gerealiseerd had, was dat er in de afgelopen negen jaar weleens wat veranderd zou kunnen zijn.

 

Hoi An

 

 

Daar kwam ik snel genoeg achter. In Hoi An lijkt iedereen nu een tailor te zijn. De kledingmaak-winketltjes hebben zich als konijnen vermenigvuldigd en hele straten vullen zich ermee. Bovendien is Hoi An niet meer het rustige stadje dat ik me herinner. We hadden in China al gemerkt hoe snel het land zich heeft ontwikkeld en hoe welvarend veel mensen er nu zijn. Natuurlijk heeft dit impact op hun vakanties en aangezien Vietnam buurland is, had ik kunnen verwachten dat er veel Chinezen in Vietnam zouden reizen. Dit is achteraf. Toen we voor het eerst het oude, door Unesco beschermde centrum in fietsten sloeg ik stijl achterover van het aantal bussen en de busladingen aan Chinese toeristen die het stadje bevolkten. In alle chaos van parapluutjes, regenjassen en door elkaar lopende mensen was geen huisje meer te zien en geen lampionnetje meer te bekennen. De truc bleek om ’s avonds terug te keren, wanneer ook de rust weer was wedergekeerd. Dan zag je de met lampionnen verlichte geveltjes weer, de lampjes op het water en keerde de sfeer terug van het oude Hoi An zoals ik het me herinner.

 

 

Natuurlijk, in Hoi An is het het allerleukste om kleding op maat te laten maken. Ik houd totaal niet van winkelen en kom aan ‘nieuwe’ kleren door te ruilen, maar het op maat kunnen laten maken en zelf de stof kunnen kiezen blijft te leuk voor woorden. Terwijl Bart in de sjieke winkel mooie vestjes liet maken, liet ik in het kleine winkeltje van de te lieve Anya simpele vakantie hansopjes, een dansrokje en topjes in elkaar klussen. Ik mocht in een groots magazijn zelf mijn stof uitzoeken – wat voor een notoir slechte kiezer als ik zowel een genot als een nachtmerrie in één is. Maar alles kwam goed. We waren opgemeten, we hadden de stoffen, nu was het wachten.

De wachtdag dachten we even goed te besteden: maar liep uit op een lichtelijke catastrofe. [Achteraf gezien is dit de dag van de omslag geweest. Sinds die dag is alles een beetje misgegaan in Vietnam… ]. Hoi An ligt dichtbij de kust dus besloten we een middagje strand te doen. Wat blijkt; in de negen jaar dat ik er niet meer ben geweest is het strand weggespoeld. Men doet verwoede pogingen met zandzakken om de kustlijn te behouden, maar het is daardoor een grote bende geworden van afbrokkelend strand, opengereten zandzakken en vuil. Daarbij heeft de zee de kleur van de Ganges in India; niet echt een geschikte locatie om even te strandwandelen.

Onderweg op de fiets had ik een massagesalon gezien die massages door blinden aanbood. Daar had ik goede ervaringen mee en ik vertelde Bart hoe blinde mensen soms beter masseren dan zienden omdat ze met meer aandacht werken. Bovendien is het een mooi initiatief om zo ook deze mensen van inkomen te kunnen voorzien. Ideaal! We liepen naar binnen en boekten een massage. De theorie was leuk, maar de uitvoering had niet slechter kunnen zijn op alle fronten. Echt alles wat abominabel eraan: de aftandse kamers, de tafels, de masseurs die luidruchtig met elkaar praatten en met name de massage zelf. Nu ben ik kritisch vanwege mijn professie, maar dit was objectief zeer slecht en het slechtste wat ik ooit heb meegemaakt. Het neigde zelfs naar gevaarlijk en ik overwoog om op te staan, maar ik vond het zo sneu omdat het idee van een blinde massage me zo goed leek. Dom dom. Leermoment. Altijd opstaan en weggaan als het zo slecht is – óók als de masseur blind is.

En als je denkt dat het niet erger kan, wordt het toch erger. Ineens hoorde ik Bart iets roepen vanuit de kamer naast me, in de trant van ‘Hij probeert iets met mijn tenen!’ Nu weet ik dat Bart er niet van houdt als iemand aan zijn tenen zit, maar om het zo aan me te roepen vond ik verdacht. ‘Ik versta je niet goed!’ riep ik terug en ik ging overeind zitten. ‘Heb je je telefoon nog?’ We gaan hier nu weg! Hij probeert van me te stelen!’ hoor ik Bart vervolgens herhalen. Dan valt het kwartje waarom hij zo schreeuwt. Ik spring op van de tafel en snel naar mijn kleren. Ik check of mijn telefoon nog in mijn tas zit en stap naar buiten waar ik Bart in het Nederlands scheldend op de gang zie staan. ‘Hij probeerde tot drie keer toe mijn telefoon te stelen!’ schreeuwt hij aangedaan. Het volgende moment staan we weer buiten en kijken we elkaar verbouwereerd aan: wat was hier nu toch gebeurd?!

 

 

Aan het einde van de dag kwam het godzijdank toch nog goed. We haalden onze mooie kleren op (die allemaal gelukt waren) en gingen onze zinnen verzetten tijdens onze vegan Vietnamese kookworkshop. Dat wertke; we maakten fantastische tofu en mushroom patties, een pittige salade en vegan Pho noodlesoep. Bovendien was het full moon festival in Hoi An, wat garant stond voor veel drukte rond het water, maar toegegeven, de lichtjes waren nog steeds heel pittoresk. Kleine houten bootjes, verlicht met een enkele lampion voeren af en aan met toeristen, en oude Vietnamese vrouwtjes verkochten papieren bakjes met kaarsjes om deze los te laten in de rivier. Het was als een scene uit een sprookjesboek.

 

Van Hoi An naar Hanoi

 

 

Ondertussen werd het steeds wat slechter weer in Hoi An. Het regende meer en het werd tijd om te vertrekken. Ons nieuwe plan was per motor zelf naar Hanoi in het noorden, te rijden. We huurden een mooie Suzuki met zijtassen, bonden de kleine rugzakjes achterop en vertrokken naar Hue, de eerste stop van onze 7-daagse trip. Alles ging voorspoedig: het was goed weer, de motor was goed, we zaten er heerlijk relaxt bij en de uitzichten mooi. Dit kon niet beter! Maar het kon dus wel slechter. Halverwege begon het te regenen….en toen nog meer… We zagen nauwelijks iets van wat een van de mooiste passen in Vietnam moet zijn omdat het zo regenede. Ondanks onze regenkleding werden we nat. We bereikten Hue op ons tandvlees en waren oh zo blij toen we de garage van de Air BnB binnenreden.

De volgende ochtend regende het nog steeds pijpenstelen. We hadden geen keuze dan verder te gaan. Gewapend met een extra poncho gingen we op pad. Maar het begon naast regen ook te waaien….en toen te hozen en te stormen. De weg werd glad van al het water en we voelden de motor soms glijden in de sleuven die grote vrachtwagens hadden achtergelaten. Zelfs op de kleine weggetjes was het niet meer te doen. Bart stopte en opnieuw stelden we ons die ene vraag: wat zijn we eigenlijk aan het doen? Na even geschuild te hebben met een kopje thee hadden we een nieuw plan: we zouden teruggaan naar Hue, de motor op laten halen en zelf doorvliegen naar een warm oord. Maar helaas. Onze grote rugzakken waren per boot al onderweg naar Hanoi. We moesten dus hoe dan ook naar Hanoi reizen. We bedachten een list. Ik wist van mijn eerdere reis dat er een treinverbinding was. Als we kaartjes voor de trein konden kopen voor de volgende dag, zouden we de motor op kunnen laten halen en zelf in een goed hotel kunnen gaan zitten om bij te komen. Zo geschiedde. Even later zaten we met onze billen in een warme Jacuzzi en bestelden we frietjes en tofu met roomservice. Als alles tegenzit moet je er het beste van maken!

 

Hanoi

15 Uur na vertrek uit Hué kwamen we met de boemeltrein aan in Hanoi, Noord Vietnam. Maar we zaten wel droog! Hoezeer we aan de dans waren ontsprongen zagen we bij pas aankomst in Hanoi. In het nieuws lazen we over de Typhoon die net na ons vertrek – met vernielende impact – over zuid en midden Vietnam was getrokken en zagen we foto’s van Hoi An waar het water tot hoofdhoogte in de straten stond. We moesten denken aan al die lieve mensen die we daar hadden ontmoet en hoe ze nu in de diepe ellende zaten. Omdat Donald Trump een paar dagen later zou neerstrijken in de regio, werden alle inwoners verzocht de puinhopen snel op te ruimen, zou stelde het nieuws. Uh, wat?

 

 

Hoog en droog in Hanoi kwamen we tot een nieuw plan: we zouden ook hier een motor huren en de tocht voortzetten rond Hanoi. Goed plan, uitvoering echter zeer belabberd. Eerst werd ik ziek en daarna Bart met vreemd genoeg totaal andere klachten. De motor blief zo goed als onaangeroerd in ons steegje staan. De afgelopen dagen zijn we nauwelijks verder gekomen dan onze kamer. Er zijn verzachtende omstandigheden, gelukkig. We hebben het fijnste plekje ooit om ziek te zijn. Een eigen badkamer, een keukentje aan de kamer en een smart-tv met Netflix, dus als het dan toch moet, dan maar hier.

Ik heb inmiddels een vreemd soort ritme opgebouwd in dit simpele leven en in deze lege dagen. Eens per dag doe ik boodschapjes en loop ik een vast rondje langs het fruitwinkeltje voor verse mango, het broodwinkeltje voor croissantjes, het koffietentje voor verse sap, en het straatkarretje voor een vega bán mhi: een belegd stokbroodje. Al ziek zijnde plukken we de vruchten van het feit dat Vietnam ooit een Franse kolonie was en de eetgewoontes zijn gebleven. Ondanks het lekkere eten hier als Phó (noodles), biedt al ziekzijnde een gewoon broodje toch troost.

En zo zit ik te typen op de kamer die nu onze hele wereld is. We hoeven gelukkig niets, we kunnen uitzieken en onze lieve host Sue kijkt af en toe om het hoekje om te zien hoe het met ons gaat terwijl ze verse pomello voor ons klaarlegt. Zondag vertrekken we naar Myanmar en laten we hopen dat we er tegen die tijd weer tegenaan kunnen. Ik denk dat we nog maar eens terug moeten keren naar Vietnam voor een uitgebreider bezoek.