Deel 1 – Ergens in Siberië, Treindag 3.

Vier dagen en nachten in een trein, dat is wat we ervoor over moeten hebben om van Moskou naar Irkutsk in Siberië te reizen. Het is het langste treinreisdeel van onze reis achter elkaar en als je het op de kaart ziet is het echt bizar lang. Geen wonder dat we er zo lang over doen ondanks dat we slechts korte stops houden van tussen de 2 en 50 min.

In de trein hangt een stop-schema wat we tot op de minuut volgen. Bizar punctueel zijn ze hier. Daar kan heel Zuid-Europa en Zuid-Amerika nog een puntje aan zuigen. Het andere bizarre aspect van deze reis is dat we met twee tijdzones werken; voor het stop-schema houden we de Moskou-tijd aan, maar in ons reisschema, op onze telefoons en idealiter ook in ons interne systeem, geldt steeds de nieuwe, lokale tijd. We reizen immers door drie tijdzones en inmiddels is het tijdsverschil met Moskou opgelopen tot 4 uur. Ook op de lokale stations, waar mensen op onze trein wachten om er of mee verder te reizen, of om aan ons gerookte vis, bontmutsen of kleine framboosjes te verkopen, gelden twee tijden. De vertrekborden geven beide tijden aan: lokale en Moskou-tijd.

We hebben dag drie gered. Bijna begint het gekke leven in de trein te wennen. Van tevoren had ik een iets ander beeld van de trein, wat achteraf gezien, wat naïef was. Omdat ik altijd alleen maar oude boeken heb gelezen over de Trans-Siberië of Trans-Mongolië Express was een deel van mij ervan overtuigd geraakt dat ze nog steeds rondreden in van die sfeervolle, oude wagons, waaronder een sjieke eetwagon met tafeltjes gedekt met wit tafellinnen, driedelig bestek en een kaarsje. Dit is immers een historische treinreis en dus horen daar historische wagons bij, vind ik. Niet dus. De trein verschilt niet veel van onze nachttrein vanuit Minsk naar Moskou, hij is hoogstens wat ouder maar niet in de goede zin van het woord ouder. Je hebt mooi oud en je hebt verouderd. Hier is het laatste het geval. Ik denk dat er sinds de jaren 70 niets meer aan is veranderd en hoewel ik van vintage houd is dit toch een beetje armetierig. Het heeft wel een grappige sfeer en, toegegeven, vergeleken met Indiase treinen en slaapcoupés is het top of the bill.

 

 

We zitten in wagon 13, wat overigens niets zegt, want de nummers lopen niet chronologisch op of af, maar we zitten wel direct achter de locomotief. Dit betekent dat we 7 of 8 wagons moeten doorkruisen om in de “Pectopah” wagon (“Restoran” letterlijk vertaald naar ons alfabet), oftewel de restauratiewagon te komen. Terwijl we deur openen, deur sluiten, deur openen, deur sluiten en zo ons een weg banen door de trein, belanden we in de derde klasse. Spontaan neem ik mijn teleurstelling over de look van onze trein terug. Wij zitten in pure luxe vergeleken bij deze wagons die meer aan veewagens doen denken dan iets anders. Hier is geen toerist te bekennen noch zijn er coupes. Iedereen slaapt in een enkele ruimte en de bedden zijn zo effectief mogelijk gestationeerd. Alleen een klein gangetje maakt plaats voor het volk dat zich door de trein een weg baant.

Eenmaal in de restauratiewagon aangekomen schiet ik in de lach; deze is zo grappig ‘eighties’ ingericht dat het bijna niet echt lijkt. De nep-leren stoelen zijn felgroen met witte strepen, de plastic tafeltjes doen me denken aan de diner van Happy Days en the Fonz. De bar bestaat uit het populaire bruine glas en het gehele achterste stuk van de resto is ingericht als het kantoor van de mensjes die er werken. Geheel volgens het stereotype liggen er twee totaal dronken Russische dames hangend over een van de tafels te slapen. Verder is het er leeg. We gaan wat verloren zitten en kijken verbaasd om ons heen. De linnen tafelkleedjes en kaarsjes zijn in ieder geval in geen velden of wegen te bekennen. Om een beetje in de sfeer te komen bestellen we wodka en jus- wat appelsap wordt, en ook prima te drinken is. Al kaartend komt het toch nog allemaal goed.

We delen onze vier-persoons coupe eerst met een Russische dame en heer, die later geen stel blijken te zijn. Ze wonen beide in Siberië en zullen maar een nachtje bij ons zijn. Zij spreekt een woordje Engels, hij niet. Op zijn vraag of we Duits spreken zeggen we enthousiast, ja, “ein bisschen” waarop hij zegt ‘ich nicht’. Lekker dan. We verkeren de verdere reis samen in stilte en totale harmonie, niemand snurkt. Ze worden afgewisseld door twee Russische spoorwegmedewerkers die slechts een paar uur slapend bij ons doorbrengen. S ‘avonds, redelijk in de middel of nowhere, sluiten twee Duitse dames aan in onze coupe; een moeder en dochter. Ze hebben twee nachten bij een gastgezin geslapen en vertellen verbaasd hoeveel achter deze regio loopt en hoe de stad voelde alsof ze in een ander decennia waren. Dat idee hadden we ook al gekregen terwijl we uit het raam staarden en de stadjes aan ons voorbij zagen trekken.

Als iets klopt van de reis met hoe ik het me voorstelde, dan is het het voorbijtrekkende landschap wel. Bossen worden afgewisseld met uitgestrekte velden, berkenbomen en kleine dorpjes vol met houten, vaak verlaten huisjes. Af en toe stoppen we in een stad, wat dan ook meteen echt een stad is; vaak wonen er meer mensen dan in Amsterdam. Toch doet het aan alsof de tijd hier even heeft stilgestaan. Misschien is dat maar goed ook want het lijkt er allemaal wat relaxter aan toe te gaan. Behalve dat je bij iedere stop goed moet opletten en precies moet weten: 1. Hoe laat de trein weer verder gaat, en: 2. Hoelang je nog hebt voordat de trein weer vertrekt, want vertrekken doet hij. Ook zonder dat je weer aan boord bent.

Hoezeer dit een realistisch scenario is, merken we als we met Joseph praten; een Franse jongen die net is ingestapt op onze trein nadat hij een nacht op een stationnetje ergens in Siberië heeft doorgebracht. Hij was dus net te laat terug van het winkeltje en zag zijn trein voor zijn neus wegrijden. Even dacht hij aan op zijn Indiaas erop springen, maar het leek hem niet zo veilig en dus zag hij de trein langzaam aan de horizon verdwijnen, met zijn grote tas en zijn opgehangen was er nog in. Tja. Wat doe je dan?

Op deze momenten lijken Russen zeer efficiënt te zijn; iemand borg al zijn losse spullen op in zijn rugzak, laadde de tas uit en bracht hem terug naar het station waar hij gestrand was. Hoe weet ik niet, maar na een nacht werd hij herenigd met zijn tas en zijn was. Hij was er zelf ook verbaasd over. Vervolgens stapte hij bij ons op de trein en spraken we hem in de resto. Hij zette geen stap verder meer van de trein vandaan, zo geschrokken was hij van het voorval, maar het was in ieder geval een goed verhaal!

Je zou zeggen dat je je dood verveelt als je 4 dagen in een trein vastzit. Maar ook hier verstrijkt de tijd gewoon en het helpt dat er luttele uren in het tijdzoneverschil verdwijnen. Er zijn momenten dat ik er even tabak van heb, maar met wat stops om je benen te strekken, wat snoezen, kaarten, eten, lezen en schrijven, gaat de tijd nog snel ook. Voor je het weet is het weer de mooiste tijd van de dag; wanneer de zon ondergaat en de bomen worden beschenen door een goudgekleurd licht. Aan de horizon, tussen de bomen door, gaat een goud met oranje bal onder, de lucht roze-paars kleurend. We staan dan op een rijtje in de wagongang uit het raam te staren, de wind wapperend door onze ongewassen haren.

 

 

De ondergaande zon is tevens het signaal dat we bijna gaan eten. Als je verder weinig om handen hebt, zijn de eetmomenten ineens extra leuk. Al stelt het niet veel voor. Het meest praktische element aan deze verder wat uitgeklede trein, is het grote warm-water vat met bijna kokend water. Het gunstige hieraan is dat je continue thee en soep kan maken, maar ook ons avondeten. We hebben, omdat we van tevoren van het vat gehoord hadden, speciaal vega-versies van astronauteneten meegenomen uit Nederland. Dat zijn volledige maaltijden waar je alleen maar water bij hoeft te doen zodat de rijst of pasta en de groenten opzwellen naar normaal formaat. Opvallend genoeg is het nog smakelijk ook.

Als de zon gezakt is valt de duisternis in als het ijzeren gordijn. De trein wordt dan stil en de coupedeuren sluiten, tot teleurstelling van onze Amsterdamse buren die hoopten dat er nog wel een feestje te trappen was in de pectopah-wagon. Goedgemutst gaan we met hen op ontdekkingstocht door de onmetelijk lange trein maar we stranden net voor de resto-wagon. Een zeer resolute Rus houdt ons tegen met gekruiste armen gebarend dat de resto gesloten is. Hoezo? Het is nog geen 12 uur! roepen we verbaasd uit, niet in Moskou-tijd en ook niet in een van de andere tijdzones waar we mogelijk in verkeren. Niets mee te maken zegt hij (waarschijnlijk) en blijft druk gebaren met zijn armen. We hebben geen andere keuze dan met gebogen hoofden weer terug te keren op onze schreden en weer al die verdomde deuren open en dicht te doen op weg naar wagon 13 – waar we met onze eigen wodka en abrikozen jus een eigen klein bescheiden feestje bouwen – maar zachtjes dan.

 

Deel 2 – Ergens in Siberië, Treindag 4.

Op onze laatste dag van de vier dagen naar Irkoetsk ontstaat er ineens wat spanning en sensatie in de trein. Eén van de russen twee coupés verder, heeft te veel gedronken. Typisch eigenlijk, en wat vreemd dat dit eerder nog geen probleem is geweest. Het begint een beetje grappig, waarbij hij scheel kijkend over de gang loopt en hier en daar Russisch tegen mensen spreekt die hem vragen aankijken. Maar dan blijft hij wel erg hangen, wordt een beetje handtastelijk en probeert te roken in de coupe. De moeder van het Britse gezin met wie hij de coupé deelt is ondanks haar goed bewaarde rust nu niet meer zeker van een goede afloop en probeert duidelijk te maken, met een reisgids in haar hand dat er echt iets moet gebeuren bij onze coupebeheerders; een altijd boos kijkende kale dunne Rus en een altijd boos kijkende zeer volle Russin.

Ze manen hem tot orde en leggen hem redelijk resoluut op bed. Zijn bed is helaas wel de bovenste in de coupé. Met een rotklap komt hij er na 10 minuten uitvallen, zijn hoofd slaat op het kleine kaarttafeltje tussen de bedden in. Arme ziel. Hij blijft even liggen, mensen snellen toe maar hij lijkt ok. Hij stat weer op en lallend ‘loopt’ hij weer de gang over. Nu hij ook gevaarlijk voor hemzelf begint te worden gaat ons beheerdersstel, aangemoedigd door een bijzonder rustige en bezorgde Britse moeder, over tot actie. Ze fluisteren haar toe dat de politie op het volgende station klaarstaat – we mogen alleen het ‘p-woord’ niet hardop zeggen – waarschijnlijk om hem zelf in het ongewisse te houden. Wij wachten in spanning af wat er gaat gebeuren. ‘Zullen ze wel aardig voor hem zijn?’ – vraagt de Britse moeder in een mengeling van onrust en schuldgevoel. ‘Het voelt alsof ik hem nu aangeef’, zegt ze schuldbewust. We durven niet helemaal goed antwoord te geven op haar vraag, de Russische politie heeft wellicht niet het beste trackrecord, maar ze zullen hier zeker vaker mee kampen dus we verwachten ook geen inval van de ME.

Eenmaal op het perron, komt er een grote militair en een kleine Russische agent rustig binnenstappen en een paar minuten later komt onze lallende vriend zelf de wagon uitgewandeld. Hij wordt afgevoerd naar weet ik waar, maar er valt nauwelijks een onvertogen woord noch een handgemeen. De Britse moeder kan er niet over uit hoe vriendelijk de Russische agent voor haar en voor hem was en haalt opgelucht adem. Dat was dat. De rust keert terug in de wagon en daarmee is er een stereotype zowel bevestigd (Russen houden van een borrel) als ontkracht (Russische politie grijpt hard in). En dat maakt reizen nu zo leuk en verrassend!

 

Irkoetsk & Listvyanka

En dan eindelijk, na vier dagen en vier nachten komen we aan in Irkoetsk, een immens grote stad voor het gebied waar we in zijn aangekomen, namelijk oostelijk Siberië. Je vraagt je af waarom mensen in deze uithoek gaan wonen, maar er wonen in Irkoetsk alleen al 750.000 mensen wat meer is dan in Utrecht! We reizen dit gedeelte van de reis georganiseerd en dat betekent dat er opnieuw iemand ons opwacht. Met de andere Nederlanders uit de trein worden we naar Listvyanka gebracht; een klein plaatsje aan het Baikalmeer, het grootste meer ter wereld. De rit erheen zie ik tussen kleine stukjes  slaap door bergen en naaldbomen. En dan is er het grote blauwe meer met grijzig blauwe bergen op de achtergrond. We worden afgezet in ons guesthouse waar we slapen in een houten, bijna Oostenrijks aandoende bungalow bij een lieve Russische dame en haar teckeltje Baron.

Na een zeeeer welkome douche (nee, er zijn geen douches in de trein) exploreren we het dorpje. We wandelen langs het mooie meer, maar hoe meer we het centrumpje naderen hoe meer we ontdekken dat het een vreselijk oord is. Er zijn toeristenbussen, toeristenstalletjes met gerookte vis en souvenirs en uit grote boxen schallen de stemmen van mannen die als een stel viswijven hun boottocht aanprijzen. Als we ontdekken dat in de grote tank – die aandoet als een oude onderzeeër – zeehonden worden gehouden die ooit gevangen zijn in het meer, maken we subiet rechtsomkeert. Dit is officieel een vreselijk oord.

 

 

 

Gelukkig biedt het oude dorpje meer wat we zoeken. Er staan mooie oude houten huisjes met mooi houtwerk en gekleurde luikjes. Ze zijn er in allerlei kleurtjes en je wordt er spontaan vrolijk van. Ze maken veel goed en daardoor valt minder op dat er veel nieuws (en lelijks) wordt bijgebouwd. Al wandelend belanden we in het hilarische ‘Retropark’; een privé terrein waar een metaalartiest en zijn schoonvader heerlijk artistiek te werk gaan en hun verzameling aan retrospullen tentoonstellen. De tuin is bezaaid met oude Soviet-auto’s, motoren en trucks en je weet niet waar je kijken moet. Ertussendoor vind je de grappigste metalen poppen in allerlei beroepen en houdingen; een dompteur, een duiker, brandweermannetjes en een politiek-incorrect Afrikaans model. Maar het meest gecharmeerd ben ik echter van puppie Chocolate die er vrolijk ronddartelt.

De volgende dag ontwijken we het dorpje zoveel mogelijk en gaan we de natuur in. We wandelen een stukje van het Great Baikal Trail dat via een smal paadje en tussen de bomen door de berg opkrult. Onderweg worden we verrast door rustende, Hollandse koeien die op de steile berg staan te grazen tussen het struikgewas. Daarna gaan we zowaar te paard! We hebben een stal ontdekt waar we een rit kunnen maken, maar voordat we het bos in mogen doen we een ‘warming-up’ op ons paard. Met de teugels los buigen we voorover, achterover, moeten we onze tenen aanraken, je lijf ronddraaien, je armen rondzwieren. Ik schiet eerst in de lach, maar zowaar is het een goed idee; daarna zit je veel  beter op je paard. Ik zit op Dunya die er ondanks de rit ervoor nog steeds zin in heeft. Ze huppelt vrolijk door de buitenbak (waarbij in het midden gewoon bomen groeien). Barts paard lijkt er al tijden geen zin meer in te hebben, maar bij de aanblik van een takje in Bart’s hand is hij plots van gedachten veranderd en geeft geen problemen meer – behalve als we onze paardjes na een nogal makke rit door het bos nog even tot een galop proberen te inspireren. Een uitgestrekte draf kunnen we krijgen, meer niet, ze zijn thuis en we zoeken het maar uit. Oftewel; We kijken ernaar uit om vrij op de Mongoolse steppen te kunnen rondscheuren.

 

De Trans-Mongolië Express

 

 

Dit schrijvende zitten we op de heuse fysieke Trans-Mongolië Express (eerder was de trein de Trans-Siberië Express) en rijden we door Siberisch berglandschap. Zo had ik me het landschap van de reis precies voorgesteld en het is afwisselender dan het gehele eerste deel van de reis richting Irkoetsk, waar we vanuit het raam vooral berkenbomen zagen. Als we vanochtend vroeg de trein opstappen in Irkoetsk word ik verrast: Deze trein is precies wat ik bedoelde! Hij is oud maar mooi oud, donkergroen en op de zijkant hangen borden met in het Russisch “Ulanbatar – Moskou” erop en ernaast een handgeschilderd logo. De dames die de wagons beheren zijn Mongools en hebben meer weg van stewardessen, zo sjiek zijn ze: ze dragen een blauw pakje inclusief kokerrokjes, hakjes, een blauw hoedje en smetteloos witte handschoentjes, wat een goede indicatie zal blijken te zijn voor de staat van de trein; ook die is brandschoon.

Dit is duidelijk een Mongoolse trein en ons coupeetje ziet er dan ook uit als een kleine Yurt, maar zonder de geitjes en houten bedden. We hebben gekleurde dekens, velours kussens en zelfs de bankjes zijn met velours bekleed. Het bestaat nog wel! We delen de coupé met Jacqueline en haar man, een Nederlands stel van in de 50 die – na even kletsen – ontzettende reizigers blijken te zijn, al zou je dat op het eerste gezicht niet zeggen. We delen reisverhalen en genieten ondertussen van het uitzicht op het Baikalmeer waarlangs de trein kilometerslang voortkruipt.

Vanuit de ‘Pectopah’-wagon zit ik te tikken aan mijn blog. We hebben een pak sap en een enorme liter bier in een pet-fles (echt Russisch) op tafel staan. De dame, Irene, die hier met de scepter zwaait (letterlijk) is een dame waar je niets tegen inbrengt of ook maar durft in te brengen. We hadden al kip en borsjt op tafel staan als het aan haar had gelegen, maar we weten ons te beperken tot veel te dure drankjes. Ze runt de – nogal donkere – tent, die volledig in blauw is gehuld en me meteen doet denken aan de Fatamorgana in de Efteling, helemaal alleen, in tegenstelling tot de groen-rode jaren ’80 belevenis in de vorige trein waar drie mensen het restaurant gaande hielden. Het contrast van deze trein met de vorige had niet groter kunnen zijn.