We zijn in China, om meer precies te zijn, in Peking. En hoewel er veel dingen anders en bijna bevreemdend zijn voor ons als Westerlingen, is er een aanblik van de stad die opvallend vertrouwd aandoet: het aantal fietsen en fietsers. Er zullen hier zeker 9 miljoen fietsen rondrijden en het grappige is dat ze tegenwoordig bijna allemaal hetzelfde zijn, namelijk bijzonder klein en geel of oranje, allemaal uitgerust met een digitaal registratiesysteem. Peking gedijt duidelijk goed bij het moderne stadsfietsensysteem dat bestaat uit aandoenlijk kleine fietsjes met mandjes waarop de Pekingezen zich door de drukke stad een weg banen.

Hoewel ik voor het eerst in Peking ben denk ik dat het straatbeeld in de laatste jaren erg veranderd is. Niet alleen door de introductie van het stadsfietssysteem maar ook door het overduidelijke verbod op niet-elektrische brommers en scooters. Dit heeft het aantal van deze tweewielers sterk moet hebben doen slinken als ik het vergelijk met vele andere grote Aziatische steden als Jakarta en Bangkok, waar de grote meerderheid van de voertuigen bestaat uit brommertjes. We zien in Peking nieuwe e-scooters, maar minstens zoveel oude transportmiddelen die het midden houden tussen een brommer en een grote kruiwagen, maar allemaal zijn ze nu voorzien van een elektrische motor. Het waarom van dit rigoureuze verbod is overduidelijk als we het treinstation in Peking verlaten na een nacht in de trein vanuit Ulaanbaatar: de hitte en de smog slaan ons hard in het gezicht. De eerste dagen in Peking zien we geen blauwe lucht noch de zon als we omhoogkijken en dragen we uit bittere noodzaak de mondkapjes omdat de smog zo erg is dat het je de adem beneemt.

Ik had schrik voor China, om eerlijk te zijn. Ondanks mijn vele reizen naar Azië bleef China voor mij de grote, boze wolf die ik lange tijd heb vermeden. Het heeft te maken met de grootsheid en drukte van het land, met haar geschiedenis en huidige politiek en met de wat dubieuze reputatie van de Chinezen als kat en hond etend – waarover ik had gelezen. Maar met deze reis zou een bezoek aan China onvermijdelijk zijn en zou ik gaan zien of mijn vooroordelen over China en de Chinezen zouden kloppen. Na slechts enkele dagen China kan ik een paar vooroordelen bevestigen en ontkrachten.

 

De Chinese Taalbarrière

Het klopt; er is niet alleen een grote muur, maar ook een ontzettende taalbarrière waar je in China mee te maken hebt. Zeer weinig Chinezen spreken Engels en wij bakken niets van de vele mooie, maar onleesbare tekens. Dit maakt communicatie ingewikkeld, maar ondanks dat kunnen we ons toch prima redden. Halleluja voor Google Translate (wat je wel van tevoren moet hebben gedownload want China en Google zijn geen goede vrienden) die ons al meerdere keren heeft behoed voor het eten van noedels met grote stukken varken, of voor het nemen van de verkeerde metro of uitgang. Bovendien zijn veel mensen heel hulpvaardig en lach je je rot als je met handen en voeten jezelf begrijpelijk probeert te maken. De gebrekkige communicatie leidt eerder tot contact met mensen, plotselinge ontmoetingen en leuke tot hilarische ervaringen, dan dat het ons werkelijk tot last is.

 

De Chinezen zijn als bamboe

Ter voorbereiding op onze reis in China hebben we de omnibus ‘China’ gelezen; een verzameling reisverhalen over China in de jaren 60-90. Het gaf ons een historisch perspectief op en inzicht in dit grote en bizarre land. Haar geschiedenis is bepaald door allerlei keizers en ‘leiders’ en vooral door periodes van groots lijden voor het volk. Hiervan zijn ‘De Grote Sprong Voorwaarts’ (1959-1963) en de ‘Culturele Revolutie’ (1966-67) de meest prominente voorbeelden, maar denk ook eens terug aan het gewelddadige neerslaan van de studentenprotesten in Peking. Haar geschiedenis heeft het Chinese volk gevormd en ze vergelijkt zichzelf graag met bamboe; ze is sterk, buigt mee maar weigert te breken.

Sinds de afgelopen decennia is het land in een stroomversnelling geraakt. Hoewel het nog steeds ‘de Volksrepubliek’ China is, lijkt het kapitalisme hier het hoogste woord te voeren: Alles draait om business en geld verdienen. Aangezien veel Chinezen over een bijzonder goede ondernemersgeest beschikken, is de recente ondernemersvrijheid zeer aan hen besteed en dat is te merken; zelfs het retourneren van de metrochipkaart in Bejing is door zomaar een dame overgenomen bij gebrek aan een kantoortje. Voor 5 yuan (80 eurocent) winst, neemt ze de kaart graag van je over. De Chinese ondernemersgeest gaat bovendien gepaard met een ontzettende kooplust: Degene die de grote malls en de volle winkelstraatjes in de Hutongs (traditionele wijken) leegkopen zijn vooral de Chinese mensen en toeristen zelf, niet zozeer westerse toeristen, die er overigens sowieso niet zo veel zijn te vinden valt ons op.

In China wonen een miljard mensen en in Peking leven 18 miljoen mensen alleen al. Door de enorme aantallen waarin mensen samenleven zijn ze gedwongen om rekening met elkaar te houden. Toch lijken veel mensen hier niet altijd bewust of gericht te zijn op (het welzijn van) de anderen om hen heen. Heel erg veel mensen kijken continue op hun telefoon of zijn aan het bellen; niet alleen in de metro maar ook tijdens de opera, in de auto, aan tafel in een restaurant, lopend op de Chinese Muur, in een Boeddhistische tempel, tijdens een meditatieles en ga zo maar door. Dat gebeurt in Nederland natuurlijk ook wel, maar hier valt het extra op omdat zoveel mensen het tegelijkertijd doen. De setting, de overlast die je zou kunnen veroorzaken en zelfs het verzoek om te stoppen met bellen tijdens de opera; het leek allemaal geen verschil te maken: de telefoon ging voor. Wat ook opvalt in het ov: zo goed als niemand laat mensen eerst uitstappen voordat ze zelf een metro of bus instappen, wat het proces alleen maar vertraagd. Op het grote plein in Peking zien we mensen rennen en zich ellebogend een weg banend door een horde mensen om nog net iets eerder in een ellenlange rij te kunnen staan. In een museum ben ik al meerdere keren bruusk weggeduwd voor een etalage en rechts-afslaande auto’s in Peking reden overstekende fietsers en wandelaars op een zebrapad en met groen licht, zonder pardon (bijna) omver. We slaan het allemaal verbaasd en met lede ogen gade. Wellicht is dat wat er gebeurt als je gewoon te vaak met te veel mensen tegelijk op dezelfde plek bent. Misschien dwingt het met zo veel zijn wel af dat je (zij het wat bruusk) je plek opeist. En, misschien omdat wij zelf nu geen haast meer kennen, valt het ons extra op.

Gelukkig is het plaatje natuurlijk niet zo zwart wit. De Chinese mensen die we 1 op 1 hebben gesproken en hebben meegemaakt zijn verre van egocentrisch en zijn vriendelijke, lieve en behulpzame mensen. Zoals onze hosts in Xi’an waarmee we op de eerste avond al zo leuk kletsten (met behulp van live google translate) dat we samen in een kroeg in centrum Xi’an belandden. Dat is het allerleukste aan Air BnB; het laat ons het echte, gewone leven in China zien en we ontmoetten de meest lieve en gastvrije mensen. Op die manier zijn het niet zozeer de mooie plaatsen of toeristische trekpleisters die ons het meeste bijblijven, maar de mensen die we ontmoeten. Ik kom tot de conclusie dat er een groot verschil is tussen de lokale situatie waarin mensen in (anonieme) hordes verkeren en wanneer je mensen 1 op 1 ontmoet.

 

Peking’s Verborgen & Betonnen Stad

Wat ik verwachte, was dat Peking vooral uit grote en hoge kantoren, flats en malls zou bestaan. Uiteraard zijn deze er en veel ook want de stad is gigantisch en de miljoenen mensen wonen voornamelijk in hoge appartementen-flats. Zo logeren we zelf ook in zo’n flat bij de Chinese Echen, haar vriend en hun twee sneeuwwitte poezen (die helaas nooit naar buiten kunnen). Maar wat me op dag één al opvalt als we door een ‘Hutong’ (traditionele wijk) lopen, is dat Peking nog enkele oude wijkjes heeft behouden met voornamelijk laagbouw. In deze wijken is het net alsof je 100 jaar teruggaat in de tijd. In de kleine straatjes bewegen mensen zich ongehaast voort op fietsjes of te voet, redelijk ongestoord door de toeristen en de drukte van de grote stad verderop. Soms staan de poorten naar een kleinere binnenplaats open en krijg je een inkijkje in het leven van de gewone Chinees; de was hangt buiten en mannen zitten te schaken op kleine krukjes.

 

 

Bovendien heeft, god-(of eigenlijk Boeddha)-zijdank, de grote Tibetaans Boeddhistische Lama tempel in Peking de Culturele Revolutie overleefd (waarin alles wat met religie te maken had verboden was en er erg veel vernield is). Nog steeds is de Tempel in al haar pracht en praal te bewonderen (volgens het museum omdat Mao -of Grote M zoals we hem zijn gaan noemen om te voorkomen dat we de naam Mao steeds uitspreken – haar een warm hart toedroeg, maar of dit echt waar is heb ik zo mijn twijfels over). Ik word stil van de plek, zo bijzonder aangenaam is de sfeer in deze tempel waar Chinese Boeddhisten hun wierookstokjes komen branden, hun eer komen betuigen of komen bidden bij een van de Boeddhabeelden. Iedere nieuwe tempel die we betreden in het complex is weer mooier; tot aan de grote tempel toe waar een 18 meter hoog beeld op ons neerkijkt.

 

 

 

Een grote, groene verrassing in deze enorme stad van beton is het park van het Zomerpaleis van de keizer. Dit is een immens groot park, aangelegd met tuinen, waterpartijen, een pagode, paleizen, rotsformaties en een groot meer. Het werd in 1860 volledig afgefakkeld door de Engelsen en Fransen (zo wordt ons verteld op werkelijk ieder info bord) maar is erna weer helemaal herbouwd. Hoewel het ook hier wemelt van vooral Chinese toeristen heeft het afgelegen plekjes waar je je kan voorstellen hoe de keizer en keizerin hier overdekt rondschreden op hun keizerlijke slippers. Het is een oase aan groen, frisse lucht en rust en het is daardoor met stip een van onze favo plekken in Bejing.

 

In China eet men alles – of toch niet?

Ik heb het gevoel dat men in China een ander idee heeft van wat je wel en niet ‘hoort’ te eten. Onderweg hoorden we al van het ‘penisrestaurant’ van medereiziger Rem die zich daar ging laven aan allerlei dierenpenissen. In China town in Peking (vreemd maar waar) – zag ik saté van kleine schorpioenen, die overigens nog bewogen aan het stokje – wachtend tot ze gegrild zouden worden. Ik griezelde erbij, maar de Chinese toeristen lieten het zich prima smaken.

Godzijdank is het me tot op heden bespaard gebleven om het ‘alles eten’ in haar ergste vorm te zien. Voor mij is dat persoonlijk een hond of kat te zien liggen op de barbecue, of anderszins klaargemaakt te zien worden. Dat dit hypocriet is realiseer ik me maar al te goed; in feite is een hond of kat niet zieliger dan een kip of een varken op de barbecue, maar toch is het eerste emotioneler. Bovendien vind ik dat je ver weg moet blijven van wat hier ook voorkomt: het eten van beschermde dieren, zoals de reuzensalamander, bijzondere slangen, en reuzenschildpadden, maar dat is slechts mijn mening. De paar katten die ik in China heb gezien waren gelukkig duidelijk niet voor consumptie bedoeld en droegen gewoon halsbandjes. Dat geeft de burger moed. Gelukkig zijn ook de horrorbeelden die ik heb van kleine kittens en puppies op elkaar gepakt in kleine hokjes, wachtend tot ze worden klaargemaakt, nog geen realiteit geworden. Ik sta niet voor mezelf in wat ik dan doe en Bart ziet de bui al hangen dat ik dan niet één, maar meteen 10 kittens/puppies red. We houden ons hart vast voor de rest van de trip.

 

 Als vega(n) in China

Vegetarisch/veganistisch eten wordt een ramp in China, zo dachten we en zo werd ons ook verzekerd door eerdere China-gangers. Maar wisten wij veel dat we zo lekker zouden eten! Naast de vega eettentjes die we via de vertrouwde Happy Cow-website ontdekt hebben, hebben we zowaar ook lekker en vega kunnen eten bij de meest basic noedeltenten voor een vijfde van de ‘toeristen’ prijs (die overigens maar net onder de Nederlandse prijs ligt). Een Chinees (of Koreaans) eettentje heeft altijd iets waar we van kunnen knabbelen. Aan de hoeveelheden moeten we wel even wennen; een gerecht is al snel genoeg voor een heel leger. Voor diegene die Peking-plannen hebben onder jullie; je MOET het vega-restaurant ‘Veggie Tiger’ bezoeken; daar hebben we o.a. vega-vis gegeten waarvan ik geen idee heb hoe ze het maken, maar die zo lekker was dat het me de hele reis nog zal bijblijven. Het is met stip onze #1 top-eet-tip in Azië geworden.

 

Mijn conclusie voor China so far:

Ondanks mijn grote schrik voor China zou ik zo naar Peking kunnen terugkeren. Niet alleen om lekker te eten maar ook omdat het zoveel te bieden heeft. Je kan er gemakkelijk een hele week zijn om al het moois te bekijken. De Verboden stad is werkelijk een stad an sich en als je de vele hordes Chinese toeristen wegdenkt kan je je voorstellen wat een rijk en bizar leven de keizers hier leidden. Het wandelen over de Chinese Muur is een beleving die ik nooit meer zal vergeten. Hier werden mijn verwachtingen van een ‘wandeling’ over de muur wel bruut om zeep geholpen; het was een trekking van dik vier uur in de brandende zon. Maar al het geklauter en het eindeloos bestijgen van de ongelijke trappen was het meer dan waard; uiteindelijk kwamen we op een niet-gerestaureerd gedeelte van de muur waar geen toerist meer was te bekennen. Als oud-Chinese strijders keken we in alle rust vanaf de berg uit over de kronkelende muur die als een slang haar weg baande door de bergen. Dat we – uiteindelijk terug in toeristisch gebied – in rodelkarretjes keihard de berg weer af konden roetsjen maakte het Chinese avontuur compleet: Hier gaat het oude, traditionele op een vreemde manier samen met ‘vooruitgang’ en vernieuwing.

Aangezien beelden soms meer zeggen dan woorden en China vreselijk fotogeniek is, geef ik het woord aan de bijbehorende foto’s:

 

De Verboden Stad

 

 

 

De Chinese Muur

 

Blog in de making; ‘Wonderlijke Ervaringen in China’