De eerste aanblik van Ulaanbatar, 21 aug

“Vanuit de trein zie je een stad met de broek omlaag”, las ik laatst in een reisboek. Ook voor Ulaanbatar – de hoofdstad van Mongolië, gaat deze vlieger op. Als we in de vroege ochtend vanuit de trein de zon zien opkomen boven de stad krijgen we een zeer onaantrekkelijke eerste indruk. Ulaanbatar is gelegen in een vallei omringd door hoge bergen waartussen een mengsel van uitlaatgassen, rook van door houtkachels gestookte yurts (of ger’s zoals ze de traditionele, witte, ronde tenten van de Mongoolse nomaden hier noemen) en de uitstoot van fabrieken als één grote grijze walm blijft hangen. We zien witte stoompluimen en grijze rook opstijgen uit de fabrieken die midden in de uitgestrekte stad lijken te liggen. Industrie en het stadsleven gaan hier blijkbaar hand in hand. Het bijzondere is wel dat er weinig hoogbouw is en dus kan je vanuit de trein over de gehele stad uitkijken. Een ruime blik die in veel steden onmogelijk wordt gemaakt door hoge flats en kantoren, maar daarvan zijn er maar een handvol te vinden in een klein deel van de stad.

Van tevoren kon ik me nauwelijks een beeld vormen van de stad waar we zijn aangekomen. De meest levendige beschrijving kreeg ik van iemand die er 20 jaar geleden was, maar het lijkt me dat er inmiddels veel veranderd is en ik verwacht dat de stoffige wegen en vele yurts in de stad nu hebben plaatsgemaakt voor asfalt, appartementen en kantoren.

Onze kennismaking met UB (zoals men hier de stad noemt) begint goed met het huiselijke appartementje van onze gastheer Monk. Ineens gaan we van dagen treinen naar ons eigen huisje en genieten we van een geode douche en zelf je ontbijt maken in de keuken. Op reis zijn betekent genieten en een totale herwaardering van de kleine, gewone dingen in het leven.

 

 

Als we op pad gaan vallen we met onze neus in de culturele Mongoolse boter. Bij een bezoek aan de grootste Boeddhistische tempel van de stad maken we een chant-sessie mee waar we met open mond en een half uur lang gebiologeerd blijven kijken naar de zingende monniken in hun donkerrode gewaden. We zijn in een totaal andere wereld beland die waarschijnlijk niet veranderd is ten opzichte van 100 jaar geleden. In de donkere tempel, die versierd is met gekleurde doeken en beschilderd hout, zitten een tiental monniken, waaronder een paar jonge jongens van een jaar of tien, mee te zingen of te prevelen met de hoofdmonnik die de eeuwenoude sutra’s opleest uit een minstens zo oud sutra-boek. Op blijkbaar logische momenten blazen enkelen van de monniken op hun fluiten en slaan de kleine jongens op de opgehangen metalen schalen voor hen. Het kondigt het einde, of juist het begin, aan van een nieuwe sutra. Aan de randen van de tempel zitten Mongoolse mensen in gewone westerse kleding te bidden of ze lopen rond om hun respect te bieden aan de gouden goden en het grote Boeddhabeeld dat is opgesteld tegen de achterwand. Als Westerse toerist steek je hier zo vreselijk af bij de mensen en de omgeving, dat ik me zo stil mogelijk probeer te houden in de hoop op te gaan in mijn kleurrijke omgeving. Na een half uur, lopen we totaal van de wereld en ernstig onder de indruk- en achteruit om de Boeddha de rug niet toe te keren – de tempel weer uit.

 

Die avond zitten we per toeval bij een Culturele voorstelling van Mongoolse kunsten in een klassiek theater. We worden verrast met o.a. een hyperflexibel slangenmeisje, keelzangers, een Mongoolse dansgroep die dansen vertoont uit verschillende regio’s en een 30 man-sterk orkest met Mongoolse instrumenten. Ook hier wandelen we onder de indruk weer naar buiten. Wat is Mongolië een rijk land qua tradities, cultuur en religie!

 

De Mongoolse Steppe

De belangrijkste reden om naar Mongolie te komen, sterker, om de Trans-Mongolië Expres hiernaartoe te nemen, was voor ons de grote wens om ooit een meerdaagse tocht te maken over de steppe, te paard. We houden beiden erg van paardrijden en hebben op onze vorige reis veel te paard gezeten in de mooiste natuur. De Mongolen samen met name hun beroemde voorvader Jenggis Kahn, staan bekend om hun rijkunsten. Dit is het land van paarden en paardenmensen en dus moesten we hierheen.

Zonder iets van tevoren geregeld te hebben lukt het ons een 10-daagse trekking te boeken met paarden, een gids en een paardenman in de binnenlanden van Mongolië. We kopen extra goede regenkleding en vertrekken de volgende dag vroeg. Al snel blijkt dat een versie van ‘This is Africa’ ook geldt in Mongolië; dingen gaan soms trager of helemaal niet zoals gepland. Onze ‘Engels sprekende’ gids blijkt een 20-jarige Mongoolse jongen te zijn met twee maanden Engelse les op zak. Zijn Engels is werkelijk niet te verstaan en sowieso verstaat of begrijpt hij ons zeer beperkt. Hoe de tocht er precies uit gaat zien kan hij ons niet goed duidelijk maken en wat vertwijfeld stappen we na lang wachten in de mini bus die ons naar het platteland brengt. Uren en uren rijden we door uitgestrekt, heuvelend en groenig landschap. Na Ulaanbatar is er richting het westen gewoon heel veel niets – en het is prachtig. We rijden tot de weg zo slecht wordt dat de chauffeur in het donker niet meer kan zien waar hij de rivier kan oversteken, en we zetten de tent op.

De volgende dag komen we aan bij het ger-kamp van bestemming waar we warm onthaald worden door de lokale familie met warme melkthee, yak-yoghurt en brood met yak-boter. Dat we ons veganistisch-zijn zouden moeten laten varen op de trek hadden we al gemerkt de eerste dag toen we de zure merrie-melk en gedroogde yoghurtstaafjes (echt niet te hachelen!) waren geïntroduceerd. Toch; ik heb zelden zulke lekkere yoghurt gegeten als die tweede dag in de yurt; vers, romig, dik en glad.

 

Ik bekijk met interesse de yurt waar we op het bed van de familie zitten. Hier worden de bedden ook als bank gebruikt; wel zo handig in de kleine, ronde ruimte van de tent. In het midden van de ruimte staat een grote stalen houtkachel met een deksel. Als de vrouw des huizes die eraf neemt, zet ze er een grote metalen kom op waarin ze water kookt voor de melkthee. De tent is gezellig en knus nog veel is zoals ik ken uit de foto’s van traditionele yurts; er staan twee handbeschilderde en kleurrijke kastjes met geometrische patronen en sierlijke krullen. De kleuren oranje, rood, groen en blauw komen in de hele inrichting terug. Op een van de kastjes is een altaartje gebouwd wat zelf de vorm heeft van een tempel. Erin zie ik beeldjes van de Boeddha en Boeddhistische goden en ervoor staan kaarsjes om te branden. Ernaast staat een Playmobil paardje met ruiter. Tegen het altaar aan staat een groot, glanzend wit tv-meubel met een tv erop. Erboven hangt een handvol medailles en staan prijzen. De zoon des huizes heeft ze gewonnen met worstelwedstrijden vertelt Emty ons, wat één van de drie nationale sporten is van Mongolië, naast de paardenraces en het boogschieten. De ‘keuken’ van de yurt bestaat uit een open plankenkast waar alleen het hoognodige staat; wat kommetjes voor de melkthee, wat borden en bestek, een paar plastic kommen en afwasmiddel. Aan de andere kant van de kleine voordeur staat een tafeltje met brandertje om op te koken. Het is allemaal simpel, maar het is ook gewoon alles wat je nodig hebt om mee te kunnen leven. Naast de kachel staan twee grote blauwe tonnen. We leren dat er fermenterende merrie-melk in staat om de sterke drank te stoken die hier veel gedronken wordt. Af en toe wordt erin geroerd.

 

Die dag rijden we ter plekke op de half-wilde Mongoolse paardjes van de familie naar een waterval en een berg op. De paardjes hebben het formaat van pony’s maar de spirit van racepaarden en we racen dan ook in volle galop over de groene heuvels en dalen stijl af van een van de beboste bergen. Dit is superleuk, maar toch waren we in de veronderstelling dat we die dag al zouden vertrekken op de trek met pak-yaks en al, zoals ons was verteld. Wanneer ging dat dan gebeuren?

Dat blijkt pas de volgende middag te zijn en de pak-yaks zijn ingeruild voor pak-paarden, tot onze teleurstelling. Maar goed, we zijn op weg en koersen over een eindeloos lange en groene vallei die omlijst wordt door heuvels en bergen vol dennenbomen: Dit is de Orkhon Valley. De lucht is strakblauw en de zon schijnt, mijn gezicht verwarmend. Je kan eindeloos ver de vallei in kijken. De weidsheid is overweldigend en niet te bevatten voor ons als stadsmensen.

 

 

Te paard is het even wennen in zoveel weidsheid. Veel Nederlandse paarden zouden maar al te graag de benen nemen op een dergelijke vlakte, maar deze paardjes zijn niet anders gewend. Ze zijn gevoelig en rijden soepeltjes en rustig, ook met een totaal losse teugel wandelt mijn bruine ruin rustig verder. Hij heeft alleen een ‘Shu” van me nodig om een flinke draf in te zetten. Dat het toch half-wilde kuddedieren zijn merken we onderweg: een van de pakpaarden is niet gediend van zijn nieuwe rol en doet verwoede pogingen om los te breken met als gevolg dat ook onze paarden onrustig heen en weer springen. Maar de horseman is niet voor een gat te vangen- in no-time heeft hij zijn beide paarden weer in het gareel en keert ook bij ons de rust terug. Het is goed dat het gebeurt want we weten nu dat we hier wel echt met andere paarden te maken hebben.

We kamperen die nacht in ons tentje en langzaam raken we gewend aan het dagelijkse leven en de routine met onze gids Emty en de lokale horsemen die men Ara (broeder) noemt. We slapen in trekkerstenten en koken op open vuur of op het kleine gaspitje dat mee is. Uit de tassen die de paarden dragen komen uien, wortels, kool en blikjes groenten, noedels en rijst tevoorschijn en voor lunch eten we brood en duo-penotti uit België. We drinken vers water uit flessen of koken water uit de rivier. Het leven is simpel, eenvoudig en daardoor zakt er ook rust in mijn billen.

 

 

 Trekkingdag #4 Dagboek

Terwijl ik dit schrijf bungelen mijn benen in de lege lucht. Ik zit op een overhangende rits die uitkijkt over een van de 8 meren van het 8-Lakes District. Het uitzicht is niet te beschrijven zo mooi. De helderblauwe lucht met haar witte wolken zie ik weerspiegeld in het meer dat voor ligt. Er zwemmen een paar vogels aan de overkant die voor mij niets meer zijn dan kleine stipjes maar hun geluid klinkt alsof ze 20 meter van me vandaan zijn. Een peninsula met stenen, rood zand en groene bomen, deelt het grote meer bijna, maar toch net niet, in tweeën. De bergen voor me zijn in de onderste laag bedekt met kleine groene boompjes, daarna is er kaalte en zijn er alleen nog maar stenen.

Het is pas in de stilte van deze regio, Mongolië’s 8 lake district, dat ik me realiseer in hoe weinig stilte ik me meestal bevind en heb bevonden in de afgelopen maanden. Ik mediteerde nog zelden en ging de afgelopen maanden niet eens meet naar meditatieles vanwege de drukte rond de studio en ons vertrek. Dom natuurlijk want juist dan heb ik de stilte het hardste nodig. Ik neem me ter plekke voor om mijn meditatie-zen-momenten die ik hier ervaar, in de stad weer voort te zetten.

Hier, in de ruwe en pure natuur, nodigt alles uit om alleen maar in het nu te zijn. Hier is even in stilte zitten ineens een peulenschil. Er is niets dat hoeft of aandacht vraagt behalve dat wat er is. Hier is bewustzijn gemakkelijker dan in het gewone, westerse leven. Hier zijn geen afleidingen of verplichtingen. Hier zijn we teruggebracht naar de essentie; alleen maar reizen, overleven en genieten van het onderweg zijn. Hier is het leven simpel en daardoor zo rijk. We hebben en hoeven daardoor niets te kiezen; wel zo rustig. Alle kleine dingen worden hier groot en alle grote dingen worden klein en verdwijnen naar de achtergrond. Er is hier geen grotere zorg dan; is er water, gaat het regenen en achter welke steen kan ik plassen?

Wat ik mee wil nemen uit Mongolië is de stilte. De allesomvattende en continue stilte die slechts af en toe doorbroken wordt door een krekel, een langs galopperend paard, het roepen van een arend of het piepen van een van de vele grond-eekhoorntjes die hier leven. Hier is het ruizen op de achtergrond slechts het wiegen van de bladeren of het waaien van de wind, maar zelden een auto of bromfiets, laat staan een snelweg. Er kunnen hier nauwelijks motorvoertuigen komen, slechts trekkers, paarden en yaks. Dat maakt het dat er maar weinig yurts staan- de mensen hier kunnen zichzelf nauwelijks bevoorraden en leven alleen van de dieren die ze hoeden; de schapen, geiten en de yaks. Het Mongoolse nomadische leven zet ons veganistisch zijn in een totaal ander daglicht. Er groeien hier geen groenten en dus leven de nomaden puur van hun dieren. Hun dieet bestaat dan ook voornamelijk uit vlees, melk, boter en yoghurt aangevuld met, rijst, noedels of pasta en heel misschien met wat groenten die ze hebben kunnen kopen in de stad. Het is totaal onmogelijk om hier zelfs maar te overleven als vegetarier. En als we zien hoe de dieren en de mensen hier samen leven is het niet meer dan logisch dat de mensen vlees eten.

Ons dieet op de trekking is iets aangepast; voor ons toch geen schapenbouten, yak-tong of marmot. We hebben aan verse groenten ui, wortel en kool mee; maar thats it. We eten het iedere dag, meerdere keren en in combinatie met soep, rijst of noedels in verschillende vormen. Het is simpel, maar het is voedzaam genoeg en het vult. Ik heb nog geen honger gehad.

 

 

Trekkingdag #6 – Dagboek

Dit is Mongolië en dingen gaan blijkbaar vaker anders dan gepland. We hebben wat vreemde uren achter de rug. Gisternacht werden we gewekt door geschreeuw van de gids. Hij riep mijn naam en ‘I broke my leg!’ Ik wist niet wat ik hoorde en had even nodig om te registreren wat hij nu eigenlijk riep. ‘Het zal toch niet waar zijn?’, vraag ik Bart die ook verschrikt omhoog komt uit de slaapzak. We kleden ons aan en snellen naar het tentje naast ons. Daar zien we Emty, godzijdank zonder uitstekend bot uit zijn been, maar wel met een dikke enkel. Uit zijn ‘Engels’ kan ik nog net opmaken dat hij van zijn paard gevallen is en door zijn enkel is gegaan; het lijkt allemaal mee te vallen. We maken doeken nat en koud en binden die strak om zijn enkel, geven hem een pijnstiller en gaan wat trillerig weer in bed liggen. Hoe moet dat nu verder?….We hebben een gids die niet kan lopen of rijden en we hebben geen netwerk om te kunnen bellen voor hulp. Onrustig vallen we in slaap.

Dat de getwiste enkel niet ons grootste probleem zou zijn, merken we vandaag pas; de paarden zijn zoek. Iedere avond gaan de gids en Ara de paarden halen zodat ze weer dichtbij staan. Ze mogen na het rijden altijd los grazen, maar na de val van Emty zijn de paarden niet gehaald. En nu zijn ze onvindbaar in de uitgestrekte heuvels van Mongolië. Alle ‘buren’ worden ingeschakeld om mee te zoeken, maar de hele dag wordt er zonder resultaat gezocht. We vermaken ons met lezen, kaarten en het kamp bestieren. Om Emty te ontzien koken wij. We hebben geen idee wat het plan is en dus vragen we een andere gids om te komen vertalen. We krijgen iets meer inzicht in wat de bedoeling is – maar we moeten hoe dan ook eerst de paarden vinden om weg te kunnen.

 

 

Trekkingdag #7 – Dagboek

Godzijdank! We zijn gered! De ‘buurman’ (wat een zeer relatief begrip is hier) is op zijn jachtronde naar marmotten – gezeten op een motor en met een geweer over zijn schouder – onze paarden tegengekomen. Met een uitdrukkingsloos gezicht komt hij met een van de paarden aan de lijn, de kleine kudde bij ons terugbrengen. Verheugd springen we op; daar zijn onze paarden weer!

Snel breken we het kamp op en bepakken we de paarden. Eindelijk zijn we tegen het middaguur weer op weg! Het is meteen een pittig ritje; er komt dreigend weer aan en we horen dreigend gedonder in de lucht. Paardrijden met onweer, zeker in de bergen, is verre van een hobby van me. Ik heb eerder een serieus paardrijdongeluk met onweer gehad en ik wens dat niet nog eens mee te maken. Ik ben wat gespannen, maar ik merk dat iedereen er last van heeft, ook de paarden. We gaan in een vol drafje de steppe over om weer zo snel mogelijk de bescherming van de bergen op te zoeken. Wonder boven wonder blijft het droog en rustig tot we na een paar uur rijden onze plek voor de nacht bereiken. Het uitzicht is dit keer geen meer aan water, maar een meer aan lavastenen. 20.000 jaar geleden is er een enorme vulkaan uitgebarsten die overal bergen en ‘meren’ aan lavastenen heeft achtergelaten waarop niets meer groeit. De scherpe rand van het ‘meer’ laat duidelijk zien dat het gesteente ooit vloeibaar was. Het lavalandschap zelf heeft een dreigende uitstraling, wat versterkt wordt door de donderwolken die erboven hangen. Als onze tenten staan gaat het regenen, maar eenmaal warm in de tent, met de paarden grazend naast ons, maakt het me allemaal niet meer uit.

 

 

Trekkingdag #9 – Dagboek

Het is onze laatste kampeernacht en we hebben de mooiste plek van de trekking bereikt. Vanuit ons tentje hebben we een vrij uitzicht over de rivier die kronkelend en breed zich voor ons uitstrekt. Aan weerszijden zijn hoge bergen en beetje bij beetje verschijnen er witte mistwolken die de vallei langzaam hullen in mist. Het is sprookjesachtig. Ingepakt in dikke truien en jassen kijken we vanaf ons kampvuurtje naar het mooie uitzicht. Hier zijn geen toeristen, geen gers of auto’s. De heren zijn ergens anders marmot eten en dus hebben we het kamp voor ons alleen. Dat is even heerlijk! Zoveel dagen met twee heren en overgeleverd zijn aan een planning die voor ons onduidelijk is, zijn we niet gewend. Volgende keer gaan we op een solo-trekking met drie paarden en regelen we alles zelf hebben we al besloten.

Terwijl we ons eigen maaltje op het kampvuur koken worden we verzwolgen door de mist. We zien nu ook de paarden niet meer die naast ons stonden te grazen. Het is ijskoud maar zo onvergetelijk mooi dat we stug blijven zitten, onze handen warmend aan het vuur.

 

 

Ulaanbatar, 5 sept

We zijn terug van de trekking en na een warme douch, goed slapen in een bed en flink schrobben zijn we weer toe aan de geneugten van het stadse leven. Nu we een dikke week hebben doorgebracht in de stad, weet ik dat Ulaanbatar anders is dan iedere stad in Azië waar ik eerder ben geweest. De op het eerste gezicht onaantrekkelijke hoofdstad is een onverwachts leuke, maar wat moeilijk te definiëren stad, met veel verborgen pareltjes. De gebouwen zijn vaak niet om aan te zien, en inderdaad is het ook gewoon een grote stad geworden met veel beton, asfalt en verkeer. Maar er zijn nog wijkjes, ook midden in het centrum, waar kleine houten huisjes staan tussen modderige weggetjes en er zelfs nog bewoonde yurts te vinden zijn achter houten schuttingen en poorten. Oud en nieuw gaan op een bevreemdende manier hier samen.

Een goed voorbeeld hiervan zien we vanuit het raam van onze kamer: er is een yurt boven op het dak van een flat gezet. Ook het pleintje waar we nu van de zon genieten, is een mooi voorbeeld. Midden in deze woonwijk staan drie uit steen opgetrokken felgele ‘yurts’ die dienen als boeddhistische tempels. Ze zijn versierd met een Chineesogende entree, inclusief mooi houtsnijwerk en het golvende groene dak, en omlijst met rijen aan goudkleurige trommels vol gebeden, waar de lokale mensen een slinger aan geven als ze voorbij lopen. Achter ons klinkt geboor en gezaag. Het 23 meter hoge Boeddhabeeld wordt gerestaureerd en wordt, zo doen de afbeeldingen op de schutting eromheen althans vermoeden – omhuld met een hypermodern gebouw van glas en staal. Zo gaat dat hier dus; de oude gebruiken en tradities worden vervlochten met nieuwe techniek en moderne smaak.

 

 

Ik wist nauwelijks iets over Mongolië toen we twee weken terug met de trein aankwamen. Zo wist ik niet dat de helft van de Mongolen Boeddhistisch is en het Tibetaanse Boeddhisme al eeuwen een belangrijk onderdeel is van de Mongoolse cultuur. Dit gegeven geeft de hoofdstad een kalme en vriendelijke sfeer ondanks de drukte van een grote stad. Naast het nieuw opgetrokken beton zijn er bovendien – soms prachtige -Boedhistische tempels in de straten verborgen die kleine oases van rust bieden aan de inwoners van de stad.

De stad is sowieso gemoedelijker dan menig Aziatische hoofdstad. Er zijn simpelweg minder mensen, er lopen weinig toeristen rond en het stadscentrum is klein opgezet; bijna alles van interesse is op loopafstand. Het leven lijkt zich op een gangetje te voltrekken. Misschien is dat ook niet zo gek voor een land waar maar 3 miljoen mensen wonen op een oppervlakte zo groot als west-Europa. Het gehaast en de hectiek van buurland China voelt hier zeer ver weg.

Ulaanbatar vraagt je om verder te kijken dan je neus lang is, maar als je dat doet ontvouwt zich (in de zomer) een aangename stad vol verrassingen en vriendelijke mensen. Er is mooie kunst te vinden achter de muren van verstopte musea en we leren over de hoge kwaliteit van de Boeddhistische kunst die hier ooit gemaakt is. Op eetgebied overtreft het al onze verwachtingen; er gaan gezellige eettentjes schuil achter depressieve gevels en we doen ons tegoed aan allerlei veganistische lekkernijen. Het Boeddhisme zorgt ervoor dat veganistische eten hier niet zo vreemd is; een welkome verrassing.

 

Via via komen we op het spoor van de mini-tango community van UB. We leggen contact en Bart wordt gevraagd om een avond les te geven in een kasteel. Een kasteel? Ja, blijkbaar is er een amusement park in UB en daar staat een heus, bijna papier-maché ogend nep-kasteel/restaurant met een nagebouwde piratenboot ernaast. In het kasteel organiseert de salsaschool van UB iedere zaterdagavond een dansavond en voor we het weten staan we les te geven aan geïnteresseerde beginners, in een kasteel. Het is een hilarische ervaring, maar bij het salsafeest erna kijken wij onze ogen uit. Deze Mongoolse jongeren dansen het dak van het kasteel er ronduit af. We vermaken ons prima aan de tafel van de dansschool waar met taart, Jägermeister en Whisky de opening van hun nieuwe studio gevierd wordt. Ulaanbatar blijft verrassen.

Nu we wat langer in Ub zijn merken we ook dat het vooral de zomer is die aangenaam is in UB. Nu het september is geworden is de Mongoolse herfst gestart. Het regent pijpenstelen en bij het aanleggen van de wegen zijn de afvoeren vergeten; de straten staan in een paar minuten blank en in delen van de stad vormt zich een grote modderstroom. Het is koud geworden, soms heel erg koud, en ik verlang naar nog meer kleren. Onder het wolkendek blijft bovendien een chemisch mengsel van uitlaatgassen hangen wat onmiskenbaar invloed heeft op onze luchtwegen. We zien de walmen in de straat hangen. Ik denk dat het tijd wordt om verder te reizen. Onze trein naar Peking vertrekt donderdag – en wie weet schijnt daar de rijzende zon.